In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de fiscale bijtelling voor privégebruik van een auto ter discussie, evenals de opgelegde verzuimboete aan de belanghebbende. De belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van [Y] B.V., had een Mercedes Benz E200 CDI ter beschikking voor zowel zakelijke als privédoeleinden. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, waarbij een bijtelling voor privégebruik van de auto was toegepast. De belanghebbende betwistte deze bijtelling, stellende dat hij de auto had gehuurd van de vennootschap voor privégebruik, en dat er geen sprake was van een ter beschikking gestelde auto in de zin van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964. Het Hof verwierp deze stelling, oordelend dat het huren van de auto niet uitsluit dat deze als ter beschikking gesteld kan worden beschouwd. Bovendien had de belanghebbende niet aangetoond dat de huurkosten daadwerkelijk op hem hadden gedrukt, waardoor de bijtelling terecht was toegepast.
Daarnaast was er een verzuimboete opgelegd van € 4.920 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Tijdens de zitting werd overeengekomen dat deze boete zou worden verminderd tot € 1.000. Het Hof oordeelde dat de verzuimboete passend was, gezien het stelselmatig verzuim van de belanghebbende in eerdere jaren. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, met een aanpassing van de boetebeschikking. De belanghebbende kreeg de griffierechten vergoed voor zowel de Rechtbank als het Hof.