ECLI:NL:GHDHA:2019:778
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- P.B. Kamminga
- J.M. van Baardewijk
- J.B. Backhuijs
- Rechtspraak.nl
Alimentatie ex-echtgenoten en de impact van hypothecaire aflossingen op draagkracht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de wijziging van partneralimentatie tussen ex-echtgenoten. De vrouw, die onder bewind staat, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2018 aangevochten, waarin de partneralimentatie van de man was verlaagd. De man had verzocht om deze wijziging vanwege zijn stijgende woonlasten, veroorzaakt door de aankoop van een nieuwe woning die nog gebouwd moest worden, en de verplichting om af te lossen op zijn hypothecaire lening. De vrouw was van mening dat de wijziging van de alimentatie niet gerechtvaardigd was en dat de man zijn woonlasten niet substantieel had verhoogd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw stelde dat de man zijn hypotheeklasten had kunnen meefinancieren in zijn reguliere hypotheek en dat de rechtbank ten onrechte rekening had gehouden met de dubbele woonlasten. De man daarentegen verdedigde zijn verzoek door te wijzen op de noodzaak van de aankoop van een nieuwe woning en de bijbehorende kosten. Hij betoogde dat de verplichting tot aflossing op de hypotheek een overheidsmaatregel is en dat deze kosten niet beschikbaar zijn voor alimentatiebetalingen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het de noodzaak van de aflossing op de hypotheek en de omstandigheden van de man in aanmerking nam. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de invloed van financiële verplichtingen op de draagkracht bij alimentatiezaken.