In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van twee verzoekers, [appellant sub 1] en [appellante sub 2], tegen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van hun appartementen in Delft. De verzoekers hebben in eerste aanleg diverse besluiten van de VvE, genomen op 16 december 2015, 16 juni 2016 en 17 oktober 2016, aangevochten. Het hof heeft zich in deze beschikking gericht op de besluiten I en II van de VvE, waarbij besluit I betrekking heeft op het vervangen van houten schroten aan de voorgevel door Trespa, en besluit II op de afwijzing van het voorstel van de verzoekers om hun appartementen van besluit I uit te sluiten. De kantonrechter had eerder deze besluiten vernietigd, maar het hof heeft geoordeeld dat de VvE een redelijk belang heeft bij het vervangen van de schroten en dat de verzoekers niet tijdig hun bezwaren hebben ingediend. Het hof heeft de gronden voor vernietiging van besluit I verworpen en de verzoekers in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. Het hof heeft echter ook geoordeeld dat de VvE niet in een nadeliger positie mag komen te verkeren door het incidenteel hoger beroep, en heeft de zaak in zoverre naar de rolzitting verwezen voor arrest. De beslissing van het hof is op 16 april 2019 uitgesproken.