Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 9 april 2019
[naam 1],
Aktiva Financiële dienstverleners B.V.,
Asskredon Assurantiën B.V.,
[naam 2] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
"Taakverdeling
zich met name toeleggen op de commerciële kant van het ondernemerschap, terwijl [geïntimeerde]( [geïntimeerde] , hof)
zich met name zal toeleggen op de vaktechnische en uitvoerende aspecten van de werkzaamheden. Dat wil niet zeggen dat er een strikte scheiding hiertussen zal zijn. Met name in de beginfase zal [geïntimeerde] een rol spelen in de werving van nieuwe cliënten, terwijl het geenszins is uitgesloten dat [appellant sub 1] bij de uitvoering zal betrokken zijn indien er sprake is van piekbelasting. [geïntimeerde] zal 100% van zijn tijd besteden aan [de maatschap] , voor [appellant sub 1] zal dit ongeveer 50% zijn."
"Artikel 3: Duur en opzegging
op dezelfde basisverder wilde, zoals hij schreef in zijn e-mail van 23 mei 2016, maar in die mail kan niet worden gelezen dat hij de wens had de overeenkomst op te zeggen. [geïntimeerde] had dat ook in redelijkheid niet aldus kunnen begrijpen. Het enkele feit dat [appellant sub 1] bereid was om in onderhandeling te treden over een mogelijke beëindiging met wederzijds goedvinden, op voorwaarde dat sprake zou zijn van een goed aanbod, doet daaraan niet af. Dit geldt te meer omdat i) in de letterlijke tekst van de e-mail niet wordt gerept over opzegging ii) in de e-mail geen datum is genoemd waartegen wordt opgezegd en iii) de vermeende opzegging niet was neergelegd in een aangetekend schrijven, zoals overeengekomen in het maatschapscontract en iv) [geïntimeerde] zijn wens tot voortzetting van de onderneming niet binnen drie maanden na de vermeende opzegging aan [appellant sub 1] heeft kenbaar gemaakt, zoals voorgeschreven in artikel 15 lid 2 van het Maatschapscontract. Ook het oordeel van de kantonrechter dat [appellant sub 1] en [geïntimeerde] niet meer zouden kunnen samenwerken en dat daarom ook zonder opzegging nog steeds geboden zou zijn dat partijen uit elkaar gaan, en dat een eventuele onregelmatige opzegging zich zou dienen op te lossen in een eventuele schadevergoedingsvordering, acht [appellant sub 1] onjuist (grief V).
spoedeisendbelang heeft bij inzage in de administratie van de maatschap. Dit betekent dat ook vordering 4 terecht is afgewezen.
“ [geïntimeerde] heeft nagelaten om de jaarstukken van de maatschap door een onafhankelijk persoon te laten opstellen, zodat de juistheid hiervan door hem wordt betwist.”Hij heeft – ook in geval moet worden aangenomen dat de maatschap is geëindigd – een belang bij zijn vordering, omdat het zonder deugdelijke administratie niet mogelijk is een uitkoopvergoeding of waardebepaling vast te stellen. De omstandigheid dat [geïntimeerde] zelf de administratie en jaarstukken heeft verzorgd, maakt het aannemelijk dat deze zijn opgesteld in het voordeel van [geïntimeerde] zelf, aldus [appellanten]