In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, en had daarnaast een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter bevestigd, maar met enkele aanvullingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte na de bewezenverklaring van het feit opnieuw tot een straf is veroordeeld, en heeft daarom artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd aan de reeds aangehaalde wetsartikelen. Dit houdt in dat bij gebreke van betaling van de schadevergoeding, de verdachte 4 dagen vervangende jeugddetentie moet ondergaan. Het hof heeft ook de schadevergoedingsmaatregel aangepast, waarbij de verdachte €200,- moet betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan. Het hof heeft de beslissing van de eerste rechter in grote lijnen gehandhaafd, maar met verbeteringen en aanvullingen op de gronden van de uitspraak. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.