Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2017 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1990,
ter terechtzitting opgegeven [adres],
[BRP-adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 maart 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voort is in eerste aanleg de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen onder parketnummer 22-004828-14, en is beslist omtrent de vordering van benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam t.a.v. [benadeelde partij 3], als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Ten slotte is de benadeelde partij [aangever 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet
- in de woning waar [aangever 1] verbleef, die [aangever 1] opgewacht en/of (vervolgens)
- met (een) masker(s) op en/of gewapend met een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [aangever 1] afgelopen en/of (vervolgens)
- die [aangever 1] de woorden toegevoegd: "Hou je mond dicht of je gaat neer" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, tegen/op het lichaam van die [aangever 1] geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of (met een vuurwapen, althans een hard voorwerp) geslagen en/of (vervolgens)
- de zak(ken) van de kleding van die [aangever 1] leeggehaald en/of (vervolgens)
- de telefoon(s) van die [aangever 1] uitgezet en/of (vervolgens)
- de mond van die [aangever 1] afgeplakt (met (duc)tape) en/of (vervolgens)
- de handen van die [aangever 1] geboeid (met handboeien) en/of (vervolgens)
- een zak over het hoofd van die [aangever 1] gedaan en/of (vervolgens)
- die [aangever 1] naar buiten (mee)getrokken en/of (vervolgens)
- een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op (het hoofd van) die [aangever 1] gericht en/of (vervolgens)
- tweemaal, althans éénmaal, met een (automatisch) vuurwapen geschoten en/of (vervolgens)
- die [aangever 1] naar, althans in de richting van, een auto getrokken;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet - in de woning waar [aangever 1] verbleef, die [aangever 1] opgewacht en/of (vervolgens)
- met (een) masker(s) op en/of gewapend met een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [aangever 1] afgelopen en/of (vervolgens)
- die [aangever 1] de woorden toegevoegd: "Hou je mond dicht of je gaat neer" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, tegen/op het lichaam van die [aangever 1] geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of (met een vuurwapen, althans een hard voorwerp) geslagen en/of (vervolgens)
- de zak(ken) van de kleding van die [aangever 1] leeggehaald en/of (vervolgens)
- de telefoon(s) van die [aangever 1] uitgezet en/of (vervolgens)
- de mond van die [aangever 1] afgeplakt (met (duc)tape) en/of (vervolgens)
- de handen van die [aangever 1] geboeid (met handboeien) en/of (vervolgens)
- een zak over het hoofd van die [aangever 1] gedaan en/of (vervolgens)
- die [aangever 1] naar buiten (mee)getrokken en/of (vervolgens)
- een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op (het hoofd van) die [aangever 1] gericht en/of (vervolgens)
- tweemaal, althans éénmaal, met een (automatisch) vuurwapen geschoten en/of (vervolgens)
- die [aangever 1] naar, althans in de richting van,een auto getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet
- in politiejassen/-vesten, althans politiekleding, gekleed en/of met bivakmuts(en) op en/of gewapend met (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [aangever 2] afgelopen en/of (vervolgens)
- ( daarbij) die [aangever 2] de woorden toegevoegd: "Politie, politie" en/of "We gaan je schieten", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- op/tegen het hoofd van die [aangever 2] geslagen en/of (vervolgens)
- getracht handboeien om de polsen van die [aangever 2] te doen en/of (vervolgens)
- met die [aangever 2] geworsteld en/of (vervolgens)
- één of meer knietje(s) in het gezicht, althans tegen/op het hoofd, van die [aangever 2] gegeven (terwijl die [aangever 2] op de grond zat) en/of (vervolgens)
- die [aangever 2] van een (stenen) trap (af)getrokken en/of (vervolgens)
- tegen/op het lichaam van die [aangever 2] gestompt en/of (met een wapen, althans een hard voorwerp) geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3:
hij op of omstreeks 06 maart 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een politiebureau, gelegen op/aan de [adres] heeft weggenomen één of meer politiejas(sen), althans politiekledingstuk(ken), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de politie eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig het door haar overgelegde schriftelijke requisitoir - op het standpunt gesteld dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 als vrijheidsberoving en poging tot vrijheidsberoving is ten laste gelegd, zodat het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen dient te worden verklaard. De advocaat-generaal voert hiertoe aan dat op grond van het dossier – met name op grond van de zich in het dossier bevindende historische (gelegenheids)telefoongegevens, de voertuiggegevens en de bekendheid van de verdachte met zowel de medeverdachte [medeverdachte] en de slachtoffers, in onderling verband en samenhang bezien – kan worden vastgesteld dat de verdachte een mogelijk coördinerende rol vervulde bij de aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten te komen.
Beoordeling van het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde
In de nacht van 5 op 6 april 2016 wordt geprobeerd de twee aangevers – [aangever 1] en [aangever 2] -, die na een avondje stappen terugkomen op hun verblijfplek, afzonderlijk, op 68 meter van elkaar, van hun vrijheid te beroven, door in het ene geval meerdere mannen in politie-uniform bewapend met vuurwapens en in het andere
geval door twee gemaskerde mannen, eveneens bewapend met vuurwapens. De daders hebben [aangever 1], na hem te hebben geslagen, geboeid en een zak over zijn hoofd te hebben geplaatst, uit de woning naar een zwarte BMW gesleurd. Op dat moment komen politieagenten aanrijden. De daders hebben [aangever 1] vervolgens losgelaten en zijn weggerend. Ook [aangever 2] werd door de daders geslagen en geschopt, maar wist na een gevecht één van de daders door de ruit van de portiekdeur te duwen, waarna deze daders eveneens zijn weggevlucht.
Nu de bijdrage van de verdachte mogelijk niet geleverd is in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van, dient het hof de vraag te beantwoorden of door de verdachte zo bewust en nauw is samengewerkt bij de strafbare feiten dat van medeplegen kan worden gesproken. Met name zal moeten worden beoordeeld of en waarom de bijdrage van de verdachte aan het/de onder 1 en/of 2 ten laste gelegde feit(en) van voldoende gewicht is geweest.
Het Openbaar Ministerie heeft vooropgesteld dat er in deze zaak geen sprake is van zogenoemd kernbewijs, maar dat er wel sprake is van omringend bewijs, zogenoemd
circumstantial evidence. De door het Openbaar Ministerie gepresenteerde bewijsconstructie is naar het oordeel van de hof gebaseerd op een (te) beperkte hoeveelheid indirect bewijs. Naar het oordeel van het hof is niet te beoordelen of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij kan worden gezegd dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van voldoende gewicht is geweest. Over de invulling van relevante factoren als de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering of de afhandeling van het ten laste gelegde en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip kan naar het oordeel van het hof in feite niets met voldoende mate van zekerheid en/of concreetheid worden vastgesteld. Hoewel er zeker aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van de verdachte bij het/de ten laste gelegde (poging tot) ontvoeren van [aangever 1] en/of [aangever 2], kan naar het oordeel van het hof niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld welke rol de verdachte daarbij mogelijk heeft gehad en of die rol – gelet op de daartoe in aanmerking te nemen factoren – een rol oplevert die hem tot medepleger van het onder 1 en/of het onder 2 ten laste gelegde maakt.
Het hof is dan ook – evenals de rechtbank - van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de aanwezige historische telefoongegevens, voertuiggegevens en de bekendheid van de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte] en in ieder geval één van de slachtoffers - ieder aangedragen bewijsmiddel steeds op zelfstandige waarde geschat en in onderling verband en in samenhang bezien - niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte het/de onder 1 en/of 2 ten laste gelegde strafbare feit(en) als medepleger heeft begaan.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3:
hij op
of omstreeks06 maart 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin/uit een politiebureau, gelegen
op/aan de [adres] heeft weggenomen
één of meer politiejas(sen), althanspolitiekledingstuk
(ken
),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan de politie eenheid Rotterdam,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/ hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich als medepleger aan het onder 3 ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Met verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, stelt het hof voorop dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de inbraak uit het politiebureau. Deze betrokkenheid van de verdachte volgt uit de optelsom van zijn gedragingen voorafgaand, ten tijde van en na de inbraak.
Allereerst is van belang dat medeverdachte [medeverdachte 2] op 10 maart 2016, vier dagen na het ten laste gelegde feit, is aangehouden in een witte Volkswagen Golf met kenteken [x], voorzien van xenon-verlichting en vijfspaaksvelgen.
Voorafgaand aan de inbraak, op 5 maart 2016 om 21:55 uur, belt medeverdachte [medeverdachte 2] met de verdachte. [medeverdachte 2] vertelt de verdachte in dat telefoongesprek dat ze hem “wel nodig” hebben. De verdachte geeft daarop aan dat hij op [medeverdachte 2] zal wachten. Uit het dossier volgt dat die nacht, kort voorafgaand aan (en in de aanloop naar) de inbraak, de verdachte zich bevindt in een witte Volkswagen Golf, samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en een derde persoon. Vanuit de auto heeft de verdachte om 5:03:18 nog een telefoongesprek met medeverdachte [medeverdachte 3], over waar ze hem op kunnen halen.
Omstreeks 5:15 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmast aan in de nabijheid van de plaats delict. De witte Volkswagen Golf, met kenteken [x], wordt om 5:16 uur geregistreerd op 700 meter van de plaats delict. Op 6 maart 2016 om 5:23 uur gaat vervolgens het inbraakalarm van het politiebureau af. Op camerabeelden is waargenomen dat twee personen voorbij komen rennen met over hun armen en schouders politiekleding. Eén minuut later komt een witte Volkswagen Golf, voorzien van xenon-verlichting en vijfspaaksvelgen, voorbijrijden vanuit de richting waar de twee personen naartoe renden.
Na de inbraak is op camerabeelden bij [x] te Rotterdam, de woning van de moeder van de verdachte, te zien dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] die nacht om 5:26 uur bij het portiek van de woning komt met in de handen van [medeverdachte 2] een groot, donkerkleurig pakket. Ze gaan vervolgens beiden het portiek in. Tot slot stuurt medeverdachte [medeverdachte 2] op 7 maart 2016 een sms-bericht naar [medeverdachte 3], inhoudende dat hij zijn mond moet houden over de kleding die ze hebben en dat niemand dat mag weten. Naar het oordeel van het hof kan het redelijkerwijs niet anders dan dat in genoemd pakket de bij de inbraak weggenomen kledingstukken zaten.
Het hof leidt, in onderling verband en samenhang beschouwd, uit het vorengaande af dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voorafgaand aan, tijdens en na de inbraak en daarmee een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het verwezenlijken van het ten laste gelegde feit. Het hof is derhalve van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Het hof neemt hierbij voorts in aanmerking dat de verdachte, ondanks de hiervoor genoemde en op zijn betrokkenheid bij de inbraak duidende feiten en omstandigheden, geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de genoemde auto, de genoemde telefoongesprekken en het kort na de inbraak samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en met een groot pakket arriveren en binnengaan bij het portiek van de woning van zijn moeder, waar de verdachte destijds met regelmaat verbleef.
Aldus is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachten tezamen en in vereniging op 6 maart 2016 hebben ingebroken in het politiebureau aan de Boezemsingel te Rotterdam en daar politiekleding hebben weggenomen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een politiebureau en hierbij politiekleding weggenomen. Het is aannemelijk dat de verdachte er doelbewust op uit was de politiekleding weg te nemen, hetgeen – gelet op de relatief beperkte financiële waarde daarvan – als doel kan hebben om zichzelf of anderen, de gelegenheid te bieden om met behulp van die kleding zich onbevoegd voor te doen als politieagenten.
Het door onbevoegden in bezit hebben en gebruiken van politiekleding veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving, nu erop vertrouwd moet kunnen worden dat personen in politiekleding ook daadwerkelijk bevoegde politieagenten betreffen. Mede gezien de gevaarsaspecten van het onbevoegd bezitten en gebruiken van politiekleding dient tegen de diefstal daarvan streng te worden opgetreden. Tot slot heeft de verdachte de politie overlast en schade veroorzaakt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De in eerste aanleg opgelegde straf doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de mate van eerdere recidive en met name ook aan de relatieve ernst van de bewezen verklaarde inbraak.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting (bij arrest) de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
Naar het oordeel van het hof zijn, mede gelet op de vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en het uitblijven van recidive sinds het thans bewezen verklaarde feit, geen gronden aanwezig om de gevangenneming van de verdachte te bevelen. Het hof zal derhalve de vordering tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming afwijzen.
Vordering tot schadevergoeding Politie Eenheid Rotterdam, t.a.v. [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft Politie Eenheid Rotterdam, t.a.v. [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 583,75.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 583,75.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam, t.a.v. [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 583,75 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Politie Eenheid Rotterdam, t.a.v. [benadeelde partij 3].
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 november 2015 onder parketnummer 22-004828-14 is de verdachte onder meer – voor zover in dezen van belang - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.