ECLI:NL:GHDHA:2019:650

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
22-003412-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrek aan betekening aan de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Roemenië in 1987 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep. De zaak betreft de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet aan het adres van de verdachte is betekend, ondanks dat er een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was. Dit adres was eerder door de verdachte opgegeven tijdens de eerste aanleg. Het hof concludeert dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting en er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat hij voorafgaand aan de zitting op de hoogte was van de dagvaarding. De beslissing van het hof is dat de dagvaarding in hoger beroep nietig wordt verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003412-18
Parketnummer: 09-165880-18
Datum uitspraak: 21 februari 2019
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 23 augustus 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortejaar] 1987,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ter terechtzitting in eerste aanleg opgegeven [verblijfplaats].
Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2019 is de verdachte niet verschenen en niet is gebleken dat zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de verdachte moet worden geacht tevoren met deze dag bekend te zijn. Uit de stukken blijkt voorts dat van de verdachte een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was, namelijk het door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg opgegeven adres [adres].
Niet valt uit te sluiten dat dit nog immer de woon- of verblijfplaats van de verdachte in Nederland is en voornoemd adres heeft naar het oordeel van het hof te gelden als woon- of verblijfplaats in de zin van artikel 588, eerste lid, onder b, 2°, van het Wetboek van Strafvordering. Nu de dagvaarding om ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2019 te verschijnen niet aan dit adres is betekend, dient die dagvaarding, nu de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, nietig te worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. R.J. de Bruijn en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 februari 2019.