Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 26 maart 2019
[appellant],
verweerster in het incidenteel appel,
Altera Vastgoed N.V.,
appellante in het incidenteel appel,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
De feiten
In artikel 14.7.1 staan de maximaal toegestane openingstijden. Artikel 14.7.2 van de huurovereenkomst bevat een boetebepaling (€ 500,00 per dag) wanneer [appellant] zich niet houdt aan de in artikel 14.7.1 beschreven openingstijden. De Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte (hierna: de Algemene Bepalingen) maken deel uit van de huurovereenkomst tussen [appellant] en Altera.
“Casco1Onder huur als casco wordt verstaan de huur van de tot de bedrijfsruimte behorende:(….)- buitengevels en bouwmuren inclusief de daarin aanwezige kozijnen, deuren, beglazingen/of ruiten doch niet de pui;(…)
Gedragsregels, voorschriften en verbodsbepalingen
Aansprakelijkheid(…)
Betalingen25.1 De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldata in wettig Nederlands betaalmiddel - zonder enige opschorting, korting, aftrek of verrekening met een vordering welke huurder op verhuurder heeft of meent te hebben - geschieden door storting dan wel overschrijving op een door verhuurder op te geven rekening.(…)25.3 Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien huurder voor de in 25.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij verhuurder heeft ingediend en verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.(…)
31Indien huurder zich, na door verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de artikelen 5.1, 9, 13.3, 25 en 26 van de algemene bepalingen opgenomen voorschriften, verbeurt huurder aan verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van € 250 per kalenderdag voor elke kalenderdag dat huurder in verzuim is. Het vorenstaande laat onverlet de bevoegdheid van verhuurder om gebruik te maken van zijn overige rechten, waaronder het recht op volledige schadevergoeding voor zover de geleden schade de verbeurde boete overtreft.”
Eind juli 2016 is er weer een lekkage geweest bij het gehuurde. De oorzaak daarvan was gelegen in de riolering van de bovenburen. Deze lekkage is direct na melding door Altera hersteld. De gevolgschade hiervan is door [appellant] geclaimd bij haar verzekeraar.
De vorderingen van Altera
a) ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde;
b) veroordeling van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 24.497,--. Dit bedrag is opgebouwd uit:
(i) een bedrag van € 17.641,82 --, aan huurachterstand tot en met juni 2016,
(ii) een bedrag van € 3.900,-- aan boeterente (ex artikel 25.3 Algemene Bepalingen),
(iii) een bedrag van € 2.955,18 aan buitengerechtelijke incassokosten.
c) veroordeling van [appellant] om als schadevergoeding te betalen een bedrag gelijk aan de maandelijkse huur vanaf de dag van ontbinding van de huurovereenkomst tot de ontruiming van het gehuurde;
d) veroordeling van [appellant] om als schadevergoeding te betalen een bedrag gelijk aan de maandelijkse huur vanaf de dag van ontruiming van het gehuurde tot het moment waarin Altera de bedrijfsruimte aan een derde kan verhuren tot maximaal de expiratiedatum van de huurovereenkomst 15 mei 2020;
e) veroordeling van [appellant] tot betaling van boeterente over de openstaande bedragen, vanaf de dag der dagvaarding;
f) veroordeling van [appellant] tot betaling van een boete van € 87.000,-- wegens geluidsoverlast en schending openingstijden;
g) veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
De vorderingen van [appellant]
€ 100.000,-- als voorschot op het bij staat vast te stellen bedrag. Kosten rechtens.
De beslissingen in het thans bestreden vonnis van 10 november 2016
weersproken, terwijl [appellant] niet heeft gesteld dat zij de huurschuld op korte termijn zal kunnen voldoen. Dit rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Er is geen rechtsgrond gesteld of gebleken waarom Altera investeringen van [appellant] zou moeten vergoeden. Vergoeding van gevolgschade is uitgesloten in artikel 11.3 Algemene Bepalingen. Van de opstalverzekeraar ontvangen schade-uitkeringen heeft Altera bovendien naar haar zeggen verrekend met onbetaald gelaten huurtermijnen, hetgeen [appellant] niet heeft weersproken. De boetevordering van (maar liefst) € 87.500,-- wegens het niet in acht nemen van de openingstijden zal worden afgewezen omdat deze vordering niet is onderbouwd.
De grieven van [appellant] in principaal appel
grief 1betoogt [appellant] (i) dat Altera de door de inbraken beschadigde kozijnen en deuren van het gehuurde direct had moeten herstellen, maar dat Altera dit desgevraagd heeft geweigerd. [appellant] heeft dit dus zelf moeten laten doen. Het herstellen van deze gebreken kan niet gekwalificeerd worden als gevolgschade. De pui maakt wel degelijk onderdeel uit van het casco, dan wel heeft zij terzake gedwaald en dient artikel 14.9.1. van de huurovereenkomst, waarin staat dat [appellant] de pui bij einde huurovereenkomst dient achter te laten onder afstanddoening van enige vergoeding te worden vernietigd. Met betrekking tot de lekkage heeft Altera uitdrukkelijk aansprakelijkheid erkend, gelet ook op het feit dat Altera de schade heeft geclaimd bij de verzekeraar. [appellant] heeft nog recht op een nadere verrekening van € 2.500,--.
Grief 2betreft artikel 11.3 Algemene Bepalingen. [appellant] vernietigt dit beding, met name voor zover de aansprakelijkheid voor gevolgschade en de mogelijkheid van huurprijsvermindering volledig wordt uitgesloten. Het beding is volgens [appellant] onredelijk bezwarend.
Met
grief 3maakt [appellant] aanspraak op schadevergoeding ten bedrage van € 4.033,33 (een maand huur), welke schade (aantasting huurgenot) het gevolg is van twee inbraken en twee lekkages in een periode van 18 maanden.
grief 4betreft gevolgschade (ex artikel 7:208 BW). Volgens [appellant] wist Altera bij het aangaan van de overeenkomst reeds van de gebreken met betrekking tot de lekkages, zodat ingevolge artikel 7:209 BW niet ten nadele van [appellant] mocht worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7:208 BW. Door de gebreken heeft [appellant] pas een maand later kunnen opstarten met het exploiteren van het café/restaurant. [appellant] heeft belang bij de vaststelling van deze aansprakelijkheid van Altera.
Volgens
grief 5heeft Altera geen belang bij ontbinding en ontruiming. [appellant] kreeg pas gedurende de procedure van Altera inzicht in de betalingen en verrekeningen en partijen waren nog met elkaar in gesprek. Bovendien heeft [appellant] inmiddels zekerheid gesteld voor de betalingen.
grief 6betwist [appellant] de juistheid van het oordeel van de kantonrechter dat er overigens geen verrekenbare tegenvorderingen op Altera zijn.
Grief 7gaat over de gevolgen voor [appellant] van de ontbinding van de huurovereenkomst. [appellant] zal dan meer dan € 100.000,-- aan investeringen verliezen.
Grief 8bevat een klacht over de beslissing van de kantonrechter dat [appellant] ook na de ontbinding van de huurovereenkomst nog schadeplichtig is voor enkele maanden huurderving.
Grief 9betreft het terras bij het gehuurde. Volgens [appellant] hindert Altera ten onrechte het gebruik hiervan. Dat brengt mee dat [appellant] recht heeft op een redelijke vergoeding althans een vermindering van de huurprijs.
Grief 10betreft de gestelde aansprakelijkheid voor de materiële schade en omzetderving van [appellant] die door de gebreken is veroorzaakt.
Grief 11gaat over de toegewezen ontbinding van de huurovereenkomst. Volgens [appellant] is ontbinding niet op zijn plaats, gelet op de belangen van partijen. [appellant] acht ontbinding ook zeer onredelijk, gelet op het feit dat [appellant] inmiddels maatregelen heeft genomen tegen geluidsoverlast, dat het onredelijk is dat Altera het gebruik van het terras tegenwerkt, terwijl [appellant] zich, anders dan Altera stelt, wèl houdt aan de contractuele openingstijden.
Grief 12betreft de toegewezen boeterente over de huurachterstanden en de buitengerechtelijke kosten.
€ 114.250,-- wegens geluidsoverlast (457 x € 250,--) ex artikel 31 Algemene Bepalingen. In totaal vordert Altera dus aan boetes een bedrag van € 309.250,--. In grief 3 klaagt Altera over de compensatie van de proceskosten. Zij stelt zich op het standpunt dat [appellant] de proceskosten moet dragen.
Beoordeling van de grieven van partijen
De gestelde huurachterstand en daarmee samenhangende vorderingen, tegenvorderingen en weren
(i) dat zij schade heeft gehad door beschadigde kozijnen en deuren (veroorzaakt door de inbraken); dat Altera deze kozijnen en deuren als verhuurder had moeten herstellen.
(ii) dat zij schade heeft gehad door de lekkages; dat Altera aansprakelijkheid heeft erkend, nu Altera de schade zelf heeft geclaimd bij haar verzekeraar; dat zij, [appellant], door de lekkages gevolgschade heeft gehad ex artikel 7:208 BW, bestaande in een maand later opstarten; dat zij in verband hiermee aanspraak heeft op een bedrag van € 4.033,33, welk bedrag zij verrekent met haar huurschuld.
(iii) dat artikel 11.3 en 14.9.1. Algemene Bepalingen/huurovereenkomst onredelijk bezwarend zijn, nu daarin aansprakelijkheid voor gevolgschade en huurprijsvermindering wordt uitgesloten, respectievelijk [appellant] de pui zonder enige vergoeding zou moeten achterlaten; dat zij daarom deze bedingen vernietigt.
Bovendien heeft Altera de inbraakschade, voor zover zij die van haar verzekeraar vergoed heeft gekregen, ten bedrage van € 3.109,06 in mindering gebracht op de huurachterstand van [appellant] (productie 1 memorie van antwoord). Voor zover het betoog van [appellant] zo moet worden begrepen, dat zij nog aanspraak heeft op het niet uitgekeerde eigen risico, wordt dit betoog verworpen. Uit het voorgaande volgt immers dat Altera niet tot herstel van de inbraakschade verplicht was en dat de betreffende verrekening uit coulance heeft plaatsgevonden, zoals Altera ook heeft aangevoerd.
De gestelde geluidsoverlast
- De nacht van oud en nieuw 2015/2016
- 2/01-2016
- 24/1-16
- 23/4-2016
- 9/10-2016
- 30 oktober 2016
- 11/12 december 2016
- 1 januari 2017
- 14 op 15 januari 2017
- 28/29 januari 2017
- 4 maart 2017
- 1 op 2 april 2017.
heeft nog betoogd (antwoord incidenteel appel bladzijde 2) dat het onredelijk en onrechtmatig is dat Altera in deze fase een nieuwe vordering inbrengt. Dit betoog wordt verworpen. Altera mag haar eis in hoger beroep wijzigen. Nu zij dit bij de eerst mogelijke gelegenheid in hoger beroep heeft gedaan (bij memorie van grieven in incidenteel appel) en [appellant] zich dus hiertegen heeft kunnen verdedigen, valt niet in te zien wat hieraan onredelijk of onrechtmatig is.
De gestelde niet-inachtneming van de openingstijden
Overige vorderingen
Slotsom
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 10 november 2016, met uitzondering van de compensatie van de proceskosten; vernietigt het vonnis ten aanzien van laatstgenoemde beslissing;
- veroordeelt [appellant] om aan Altera te betalen een bedrag van € 2.500,--;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Altera tot op 10 november 2016 begroot op € 77,75 aan kosten uitbrenging inleidende dagvaarding, € 941,-- aan griffierecht en € 1.440,-- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van Altera tot op heden in begroot op € 1.957,-- aan griffierecht en € 2.148,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt Altera in de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden in begroot op € 3.919,-- aan salaris advocaat.
P. van der Kolk-Nunes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.