Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding
grief I in principaal beroepklaagt [appellante] dat de kantonrechter de omvang van het dienstverband onjuist heeft vastgesteld. CH heeft bevestigd dat het dienstverband van [appellante] laatstelijk 31 uur per week was, en niet 30 uur per week. De grief is dus gegrond, maar kan niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. Voor het overige zijn geen grieven gericht of bezwaren ingebracht tegen de feitenvaststelling van de kantonrechter, zodat het hof van die feiten zal uitgaan.
- i) CH is een kleine kapperszaak. [appellante] is op 1 januari 2011 als haarstylist bij CH in dienst getreden. Zij werkte laatstelijk 31 uur per week en had een salaris van € 1.478,08 bruto per vier weken.
- ii) Eind januari 2018 is CH met [appellante] in gesprek gegaan over beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege de (volgens CH) slechte financiële toestand van het bedrijf. [appellante] stemde niet in met een beëindiging met wederzijds goedvinden.
- iii) Op 5 februari 2018 heeft CH bij het UWV een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen aangevraagd. Op diezelfde dag heeft [appellante] zich ziek gemeld. CH heeft de aanvraag bij het UWV vervolgens ingetrokken.
- iv) Op 26 februari 2018 heeft de bedrijfsarts aan CH bericht dat [appellante] wegens ziekte niet in staat is (momenteel) haar eigen werk te doen. De bedrijfsarts voegt daaraan toe dat hij vermoedt dat de klachten grotendeels/volledig voortvloeien uit arbeidsgerelateerde problemen, waaronder problemen met het uitbetalen van het salaris. Hij verwacht snel herstel als de arbeidsgerelateerde problemen goed worden opgelost, maar heeft weinig vertrouwen in een duurzame hervatting van het werk gezien de ernst van de lang spelende problematiek. De bedrijfsarts adviseert dat werknemer en werkgever (binnen twee weken) een gesprek aangaan om de arbeidsgerelateerde problemen op te lossen.
- v) [appellante] heeft hierop een deskundigenoordeel gevraagd bij het UWV. Bij brief van 3 april 2018 heeft het UWV geoordeeld dat [appellante] op 29 januari 2018 haar eigen werk wel kon doen.
- vi) Partijen hebben op 12 maart 2018 (dus vóórdat het UWV het deskundigenoordeel had afgegeven) een gesprek over de re-integratie van [appellante] gevoerd. [appellante] had voorafgaand aan dat gesprek te kennen gegeven te lijden aan een burn-out. Partijen hebben tijdens dat gesprek afspraken gemaakt over de bereikbaarheid van [appellante] in verband met de re-integratie.
- vii) Op 13 maart 2018 heeft CH [appellante] een bos bloemen gestuurd. De partner van [appellante] heeft deze bloemen bij CH terugbezorgd.
- viii) Op 7 april 2018 is CH bekend geraakt met het deskundigenoordeel van het UWV. Zij heeft [appellante] daarop opnieuw uitgenodigd voor een gesprek, maar [appellante] heeft gemeld dat zij ziek was.
- ix) Op verzoek van CH is [appellante] op 11 april 2018 gecontroleerd door een “lekencontroleur” (niet zijnde een medewerker van de Arbodienst). Deze controleur trof de partner van [appellante] thuis aan, maar niet [appellante] zelf.
- x) Op 12 april 2018 heeft er opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen [appellante] en CH. [appellante] heeft haar partner meegenomen naar het gesprek. Dit gesprek is uitgelopen op een ruzie.
- xi) Diezelfde dag heeft CH [appellante] op staande voet ontslagen. De ontslagbrief van 12 april 2018 beschrijft wat er vanaf eind januari 2018 tussen partijen heeft plaatsgevonden en besluit dan als volgt:
3.Ontvankelijkheid van het incidenteel appel
4.Beoordeling van het principaal appel
grieven II en III in principaal appelbetwist [appellante] dat de bedrijfseconomische situatie van CH aanleiding zou kunnen zijn voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Zij voert aan dat CH de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen omdat zij te vaak ziek was; volgens [appellante] leed zij al geruime tijd aan een “opeenhoping van fysieke klachten”, die tezamen met haar psychische klachten ertoe hebben geleid dat zij zich op 5 februari 2018 heeft ziekgemeld. Zij betwist ook dat CH het verzoek aan het UWV om ontslagvergunning heeft ingetrokken vanwege het feit dat zij zich had ziekgemeld.
grief IV in het principaal appelklaagt [appellante] over het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. [appellante] voert aan dat zij haar werkgever niet heeft bedreigd of geïntimideerd. Er was op 12 april 2019 enkel sprake van een verhitte discussie. Deze werd veroorzaakt, aldus [appellante], doordat CH weigerde om de partner van [appellante] tijdens dat gesprek als vertegenwoordiger van [appellante] te accepteren.
“Nu is mijn vraag, wat met ik nu doen? Hoe gaat dit verder tussen ons? En hoe gaan wij ons nu focussen op het arbeiden?”
“wie gisteren ingehuurd was?”en
“wie is dat dan? De maffia ofzo? Ik kan ook mensen gaan bellen en inhuren en bij jullie aan de deur gaan?”De partner van [appellante] bemoeide zich veelvuldig op intimiderende wijze met het gesprek. Hij zei:
“Als ik mensen wil inhuren, kan ik dat ook doen. Ik kan ook mensen inhuren! Snap je wat ik bedoel? Als jij mensen gaat inhuren, huur ik ook mensen in. Goed begrepen, of, ken je dat niet?”[appellante] en haar partner hebben uiteindelijk de kapperszaak verlaten, waarbij de partner [echtgenote vennoot CH] uitschold. Diverse werknemers hebben de gebeurtenissen omschreven al “agressief” en “schokkend”.
“en we gaan een gesprek voeren met jou dus met onze medewerkster en jij[de partner, hof]
houdt je buiten het gesprek.”Daarop antwoordt de partner:
“ja ik voeg mij in wanneer ik wil”.Na een kort gekissebis tussen [echtgenote vennoot CH] en de partner van [appellante], zegt [appellante]:
“dan vraag ik het wie heb je naar mij toegestuurd gister.”Daarop zegt haar partner:
“ja”, waarop er een twistgesprek is ontstaan, dat als volgt begon:
”het is de laatste waarschuwing je gaat je houdt nu je mond of je gaat eruit.”
“ja dus”
“je gaat eruit”
“ik ga er helemaal niet uit”
“nee hij blijft hier ik vraag nu aan jou wie jij op mij hebt ingehuurd wie was dat”
dan ga je eruit nee nee nee”
“jij bent respectloos”
“u bent respectloos”
“op deze manier praat ik niet”
“u schreeuwt zomaar tegen mij snapje dat u verheft zomaar uw stem tegen mij”
“weetje we zijn verder uitgepraat”
“precies en dan wilt u heel graag uw zin hebben maar die krijgt u niet”
“der uit”
“van mij krijg je je zin niet”
“der uit der uit nu”
“van mij krijg je je zin niet ja”
“Henk bel de politie”
“kun je wel zo irritant gaan doen weetje wat een raar mens ben jij zeg he gatverdamme.”
“Kankerhoer”, maar volgens [appellante] is dat op de opnamen niet te horen.