Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling in hoger beroep
NJ1993, 400,
Niemietz, r.o. 31 en HvJ EU 22 oktober 2002, C-94/00 EU:C:2002:603,
Roquette Frères SA, r.o. 29). De lidstaten hebben bij de uitoefening van dergelijke bevoegdheden een bepaalde beoordelingsruimte (
margin of appreciation) die bij de toetsing ervan moet worden gerespecteerd. Die beoordelingsruimte bestaat ook bij het afleggen van en de inrichting van een bedrijfsbezoek. Of het door de ACM afgelegde bedrijfsbezoek in dit geval aan de eisen heeft voldaan zal hierna worden beoordeeld. Het bestaan van die beoordelingsruimte laat onverlet dat de rechterlijke toets achteraf niet slechts betrekking heeft op de rechtmatigheid van het optreden, maar ook op de proportionaliteit en subsidiariteit daarvan.
détournement de pouvoir(art. 3:3 Awb), hangt samen met het brede toepassingsbereik van de Awb en neemt niet weg dat die regels in combinatie met de regels van de Instellingswet en de – bindende – Digitale Werkwijze de bevoegdheden van de ACM voldoende aan banden leggen. Bovendien zijn de wettelijke regels en die van de Digitale Werkwijze gepreciseerd in de rechtspraak en worden die regels ingekleurd door de grondrechten waarop [appellante] zich beroept. Aldus beschermen de regels van het Nederlandse recht, waaronder die van de Digitale Werkwijze, [appellante] voldoende tegen willekeurig en buitensporig optreden, zoals ook de voorzieningenrechter heeft overwogen.
České Dráhy, r.o. 36). Die voorwaarde moet worden begrepen als een waarborg tegen willekeur en misbruik, zoals vereist door onder meer artikel 8 EVRM (zie EHRM 16 oktober 2002, nr. 74336/01,
Wieser and Bicos Beteiligungen/Oostenrijk, r.o. 57, zie ook het České dráhy-arrest, r.o. 34-35).
nahet bedrijfsbezoek CEO is geworden.
Cementos Portland Valderrivas(Gerecht 14 maart 2014, T-196/11, ECLI:EU:T:2014:121) heeft volstaan met een informatieverzoek, kan niet leiden tot een ander oordeel. De omstandigheden in die zaak, waaronder het stadium van het onderzoek en de informatiepositie van de Commissie, waren wezenlijk anders. In die zaak had de Commissie via inspecties en informatieverzoeken bij andere ondernemingen al genoeg informatie verzameld om een procedure te beginnen die tot het opleggen van maatregelen wegens inbreuken op het mededingingsrecht moest leiden. Gesteld noch gebleken is dat de ACM voorafgaand aan het bedrijfsbezoek met betrekking tot de vermoede inbreuk door [appellante] een vergelijkbare informatiepositie had. Integendeel, de ACM heeft dat uitdrukkelijk bestreden.
Dow/Commissie, r.o. 26).
Nexans, r.o. 35). Het feit dat de Nederlandse [...] alle activiteiten van [appellante] omvat, maakt dat niet anders. De doelomschrijving maakt immers duidelijk dat het niet gaat om alle activiteiten van [appellante] op de Nederlandse [...], maar om gespecificeerde gedragingen in relatie tot één andere onderneming in een bepaalde periode. Het hof verwerpt daarom ook het betoog van [appellante] dat uit paragraaf 3.3.30 van de conclusie van antwoord van de ACM blijkt dat het onderzoek op alle activiteiten kan zien die [appellante] uitvoert of mogelijk had kunnen uitvoeren, omdat de ACM in die paragraaf spreekt over ‘markten […] waarop [appellante] en [rechtspersoon] (mogelijk) actief (zouden kunnen) zijn’. Daar komt bij dat het erom gaat of [appellante] uit de doelomschrijving als zodanig – en niet uit de latere conclusie van antwoord – haar positie kon afleiden. Bovendien, komt met de door [appellante] aangehaalde passage slechts tot uitdrukking dat sprake is van een vermoeden van activiteiten van [appellante] en [rechtspersoon] en niet van een vaststaand feit.
zakelijkegegevens en bescheiden te vorderen, terwijl de ACM bij het bedrijfsbezoek ook niet-zakelijke gegevens heeft gekopieerd en meegenomen, kan niet slagen. Voor de uitoefening van die bevoegdheid en de vervulling van de taak van de ACM is het noodzakelijk om tijdelijk ook niet-zakelijke persoonsgegevens te verwerken, omdat pas op basis van de documenten kan worden bepaald of de gegevens en bescheiden zakelijk zijn of niet. Gelet op de mogelijkheid die de Digitale Werkwijze biedt om niet-zakelijke gegevens te verwijderen voordat de dataset aan het onderzoeksteam wordt verstrekt, is voldoende gewaarborgd dat inzage van niet-zakelijke persoonsgegevens tot een minimum wordt beperkt. [Appellante] heeft ook niet aangevoerd hoe de ACM van haar bevoegdheid gebruik zou kunnen maken zonder tijdelijk enige niet-zakelijke persoonsgegevens te verwerken. Overigens bieden de artikelen 6b en 7 Iw de ACM een bredere bevoegdheid tot verzamelen en gebruiken van gegevens, die niet is beperkt tot zakelijke gegevens en bescheiden. Ook om die reden kan niet worden aangenomen dat de ACM persoonsgegevens verwerkt zonder wettelijke grondslag.