ECLI:NL:GHDHA:2019:462
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Herziening kinderalimentatie en draagkracht in hoger beroep na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de door de rechtbank Den Haag vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. De rechtbank had de bijdrage vastgesteld op € 121,- per maand, maar de vrouw verzocht het hof om dit bedrag te verhogen naar € 1.096,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 6 januari 2017. De man, verweerder in hoger beroep, betwistte de hoogte van de behoefte van het kind en de draagkracht van de vrouw.
Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de ontbinding van het huwelijk op 12 december 2013 en de afspraken die partijen in het ouderschapsplan hebben gemaakt. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 855,- per maand, met extra kosten van € 618,40, wat de totale behoefte op € 1.473,- per maand brengt. De man's draagkracht werd berekend op € 785,- per maand, terwijl de vrouw's draagkracht op € 579,- per maand werd vastgesteld. Het hof heeft de kosten van de minderjarige verdeeld op basis van de draagkracht van beide ouders, wat resulteerde in een bijdrage van € 180,- per maand die de man aan de vrouw moet betalen.
De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor wat betreft de kinderalimentatie, maar bekrachtigt de beslissing over de proceskosten. Het hof heeft geoordeeld dat de man de vrouw € 180,- per maand moet betalen, met ingang van 6 januari 2017, en dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen moeten worden.