ECLI:NL:GHDHA:2019:454
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van werkzaamheden in het kader van een overeenkomst van opdracht versus arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om de kwalificatie van de werkzaamheden die [appellant] heeft verricht voor [X B.V.]. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, waarin zijn vorderingen zijn afgewezen. Hij stelt dat hij tussen juni 2012 en februari 2016 op basis van een overeenkomst van opdracht heeft gewerkt voor [X B.V.], terwijl [X B.V.] betwist dat er een dergelijke overeenkomst bestond. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geen voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij als zelfstandige heeft gewerkt. De kantonrechter had eerder overwogen dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor 20 uur per week, wat door [appellant] in hoger beroep werd betwist. Het hof concludeert dat de stellingen van [appellant] onvoldoende onderbouwd zijn en dat er geen grond is voor bewijslevering. De vorderingen van [appellant] worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.