ECLI:NL:GHDHA:2019:3743

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
200.253.887/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van hoger beroep in Second Opinion Procedure met betrekking tot vordering van Altijd Raak (De)montage B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van Altijd Raak (De)montage B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een vordering die door de appellante was ingesteld, maar die door de rechtbank niet werd toegewezen. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 5 maart 2019, waarin een comparitie is gelast die op 9 april 2019 heeft plaatsgevonden. Na deze comparitie hebben partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure, wat door het hof is toegestaan.

Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg bestudeerd en de overwegingen van de kantonrechter overgenomen. De enige grief van de appellante was dat de rechtbank niet heeft beslist zoals zij had gevorderd, namelijk de afwijzing van de vordering van de geïntimeerde. Het hof heeft echter geoordeeld dat het bestreden vonnis bekrachtigd moet worden, zonder dat verdere motivering nodig is, zoals bepaald in het Second Opinion Reglement.

Als gevolg van deze beslissing is de appellante veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 318,- voor griffierecht en € 759,- voor het salaris van de advocaat van de geïntimeerde. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de appellante deze kosten onmiddellijk moet betalen, ongeacht een eventuele verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.253.887/01
Zaaknummer rechtbank : 4624239 CV EXPL 15-50972

arrest van 14 mei 2019

inzake

Altijd Raak […] (De)montage B.V.,

gevestigd te Vlaardingen,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. P. E. Epping te Rotterdam,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats], Duitsland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. P.D. Bosma te Amsterdam.

Het geding

Voor het eerdere verloop van het geding verwijst het hof naar het tussenarrest van 5 maart 2019. Bij dat arrest is een comparitie gelast, die is gehouden op 9 april 2019. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt. De zaak is daarna naar de rol van 16 april 2019 verwezen voor beraad. Partijen hebben vervolgens verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. De behandelend advocaten hebben een SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion Reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

1. Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De enige grief van [appellante] bestaat eruit dat de rechtbank Rotterdam (team kanton, locatie Rotterdam) niet heeft beslist overeenkomstig zij in eerste aanleg had gevorderd, te weten afwijzing van de vordering van [geïntimeerde].
2. Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken in eerste aanleg – neemt de overwegingen van de kantonrechter over en maakt deze tot de zijne. Derhalve zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
3. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door [geïntimeerde] betaalde griffierecht van € 318,- en, nu een comparitie heeft plaatsgevonden, één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief, € 759,-.

Beslissing

Het hof
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op een bedrag van € 318,- voor griffierecht en € 759,- salaris advocaat;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.J. Ruijpers, G. Dulek-Schermers en H.J.M. Burg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.