ECLI:NL:GHDHA:2019:3725
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om wijziging hoofdverblijfplaats en kindgebonden budget in familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de verdeling van het kindgebonden budget (kgb) tussen de ouders. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A. Jansen, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem vast te stellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Celikkal, zich hiertegen verzette. De vader stelde dat de kinderen evenveel bij hem als bij de moeder verbleven en dat hij recht had op een deel van het kgb, dat de moeder ontving voor de minderjarige. De moeder voerde aan dat de vader zijn verplichtingen jegens de meerderjarige zoon niet had nagekomen en dat hij geen bewijs had geleverd van zijn uitgaven voor de minderjarige.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelde dat de huidige regeling van de hoofdverblijfplaats in het belang van de minderjarige was en dat er geen aanleiding was om deze te wijzigen. De moeder had aangetoond dat zij het kgb ten goede kwam aan de minderjarige en dat de vader geen bewijs had geleverd voor zijn claims. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.