Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
The effect of anti-α4 integrin antibody on brain lesion activity in MS”), dat in augustus 1999 is verschenen in het tijdschrift
Neurology(53, pag. 466-472). De ‘
Article abstract’ (samenvatting) van dit artikel luidt als volgt:
: To determine the effect of humanized monoclonal antibody against α4 integrin (reactive with α4β1 integrin or very late antigen—4) on MRI lesion activity in MS).
: A randomized, double-blind, placebo-controlled trial in 72 patients with active relapsing-remitting and secondary progressive MS was performed. Each patient received two IV infusions of anti-α4 integrin antibody (natalizumab; Antegren) or placebo 4 weeks apart and was followed up for 24 weeks with serial MRI and clinical assessment.
: The treated group exhibited significantly fewer new active lesions (mean 1.8 versus 3.6 per patient) and new enhancing lesions (mean 1.6 versus 3.3 per patient) than the placebo group over the first 12 weeks. There was no significant difference in the number of new active or new enhancing lesions in the second 12 weeks of the study. The number of baseline-enhancing lesions (ie., lesions that enhanced on the baseline scan) that continued to enhance 4 weeks following the first treatment was not significantly different between the two groups. The number of patients with acute MS exacerbations was not significantly different in the two groups during the first 12 weeks (9 in the treated group versus 10 in placebo) but was higher in the treatment group in the second 12 weeks (14 versus 3; p 0.005). The study was not, however, designed to look definitively at the effect of treatment on relapse rate. Treatment was well tolerated.
: Short-term treatment with monoclonal antibody against α4 integrin results in a significant reduction in the number of new active lesions on MRI. Further studies will be required to determine the longer term effect of this treatment on MRI and clinical outcomes.
Results’ is op pagina 469 vermeld:
when the proportion of baseline-enhancing lesions that continued to enhance 4 weeks later was compared. (…) The mean number of persistently enhancing lesions from weeks 2-24 was generally similar in both treatments groups except that they tended to be lower in the Antegren-treated group at weeks 4, 6 and 8.
Results of a double-blind, randomized, placebo-controlled, Phase II trial of Antegren™ (Natalizumab) in subjects with relapsing Multiple Sclerosis (MS)”, luidt als volgt:
A controlled Trial of Natalizumab for Relapsing Multiple Sclerosis’.
Administration of agents for the treatment of inflammation”. Bij deze aanvraag is de prioriteit ingeroepen van de Amerikaanse octrooiaanvragen US 60/360,134 van 25 februari 2002 (verder: US 134 of P1) en US 60/374,501 van 23 april 2002 (verder: US 501 of P2).
Examples’ geeft EP 127 vervolgens één voorbeeld (
Example 1), waarin een studie wordt beschreven waarbij het effect van zes intraveneuze infusies van natalizumab met een 28-dagen interval op de activiteit van laesies in de hersenen wordt vergeleken met placebo bij twee verschillende doses, 3 of 6 mg natalizumab/kg lichaamsgewicht. Niet in geschil is dat dit de studie van Miller betreft. Deze beschrijving luidt voor zover hier van belang als volgt:
3.Het geschil in eerste aanleg en in hoger beroep
4.De beoordeling
chronic pathological inflammation’, inziet dat de uitvinding betrekking heeft op de behandeling van specifiek
chronischeontstekingen veroorzaakt door MS. Biogen heeft in de processtukken niet een consistente en duidelijke toelichting gegeven op hetgeen volgens haar precies onder ‘chronische’ ontstekingen moet worden verstaan. Naar Biogen bij pleidooi in appel desgevraagd heeft toegelicht verstaat zij onder een chronische ontsteking een ontsteking die aanhoudt en op twee achtereenvolgende MRI scans zichtbaar is. Het kan volgens Biogen dan gaan om een al eerder ontstane laesie die is herontstoken, dan wel om een nieuwe ontsteking (die leidt tot een nieuwe laesie). Een chronische ontsteking is derhalve niet gelijk te stellen aan een ‘oude’ laesie. Biogen heeft er bij pleidooi op gewezen dat een chronische
ontstekingdient te worden onderscheiden van een chronische
laesie. Een chronische laesie is een laesie (litteken) die is ontstaan na een ontsteking. Een dergelijke reeds bestaande (‘oude’) laesie kan inactief zijn, maar kan ook opnieuw ontsteken. In dat laatste geval is sprake van een actieve herontsteking van een chronische laesie. Dat is niet hetzelfde als een chronische ontsteking. Daarvoor is nodig dat die (her)ontsteking aanhoudt en op twee opeenvolgende MRI-scans zichtbaar is. Het hof zal bij de beoordeling van het standpunt van Biogen aangaande de uitleg van conclusie 1, van deze door Biogen gegeven uitleg van het begrip ‘chronic pathological inflammation’ uitgaan.
Table 2weergegeven data voor ‘
persistent enhancing lesions’ (in paragraaf 109 van de beschrijving van EP 127 gedefinieerd als ‘
enhancing lesions that had also enhanced on the previous monthly scan’). Het gebruik van ‘
enhancing’ wijst erop dat dit actieve ontstekingen zijn die door middel van een T1 + Gb scan zijn aangetoond. In Tubridy wordt over enhancement opgemerkt dat dit in het algemeen vier tot zes weken duurt: “
enhancement may be expected to cease after 4 to 6 weeks”.
enlarging non-enhancing T2 lesions’ een voorbeeld zijn van ‘
chronic pathological inflammation’. Het effect van natalizumab daarop zou volgens Biogen kenbaar zijn uit de in
Table 2weergegeven data voor ‘
new active lesions’ (in paragraaf 109 van de beschrijving van EP 127 gedefinieerd als ‘
new Gd-enhancing lesions plus new or enlarging, non-enhancing T2 lesions’), die een significante afname ten opzichte van placebo laten zien. De rechtbank heeft er (naar het oordeel van het hof terecht) op gewezen dat het aantal ‘
new active lesions’ nagenoeg gelijk is aan het aantal (van die categorie deel uitmakende) ‘
new enhancing lesions’. Een effect specifiek op de ‘
enlarging non-enhancing T2 lesions’ is uit tabel 2 dus niet kenbaar. Biogen heeft daartegen geen grief gericht en heeft evenmin nader onderbouwd dat en waarom de gemiddelde vakman onder ‘
chronic pathological inflammation’ ook ‘
enlarging non-enhancing T2 lesions’ zou begrijpen en zou aannemen dat natalizumab daarop een effect zou hebben. Zij heeft de vaststelling door de rechtbank in r.o. 4.25 van het vonnis dat de waarden voor ‘
new enhancing lesions’ en ‘
new active lesions’ nagenoeg gelijk zijn slechts aangeduid als “irrelevant” (par. 61 MvG). Biogen moet daarom geacht worden het standpunt dat de gemiddelde vakman onder ‘
chronic pathological inflammation’ tevens ‘
enlarging non-enhancing T2 lesions’ zou verstaan, niet langer te handhaven.
chronic pathological inflammation’, zou begrijpen als betrekking hebbend op de behandeling van een aspect van MS, namelijk specifiek chronische ontstekingen veroorzaakt door MS in de door Biogen nader toegelichte zin – dus op de behandeling van ‘
persistent enhancing lesions’. Dit standpunt kan niet worden aanvaard, gelet op het navolgende.
enhancinglaesies zijn actief ontstoken en worden wel aangeduid als acuut, terwijl dat ook herontstoken ‘oude’ laesies kunnen zijn. Indien een laesie alleen op een T2 scan is te zien (dus ‘
non-enhancing’ zijn) betekent dat weer niet dat die laesie per se inactief is. Een T2 laesie kan inactief zijn, maar ook nieuw (niet eerder waargenomen) of in omvang toenemen (‘
enlarging’) en dus wel (ten minste enigszins) actief zijn. Deze laatste twee (‘
new non-enhancing lesions’ en ‘
enlarging non-enhancing T2 lesions’) worden gerekend tot de ‘
new active lesions’. Gelet op dat alles kan, bij gebreke van een duidelijke definitie van het begrip ‘
chronic pathological inflammation’ in de beschrijving, dit begrip niet geacht worden reeds op grond van de taalkundige betekenis direct duidelijk te zijn voor de gemiddelde vakman, in elk geval – zoals ook volgt uit hetgeen hierna wordt overwogen – niet in de door Biogen betoogde betekenis ervan. Daarenboven valt niet in te zien waarom de gemiddelde vakman de woorden ‘
chronic pathological inflammation’ in conclusie 1 aanstonds zou begrijpen als doelend op ontstekingen die op twee achtereenvolgende MRI scans zijn waar te nemen, terwijl dergelijke aanhoudende ontstekingen in par. 109 van de beschrijving expliciet zijn gedefinieerd als ‘
persistent enhancing lesions’. Als in de conclusie specifiek het effect van natalizumab op die categorie aanhoudende ontstekingen bedoeld was, dan lag het in de rede dat die term ook in de conclusie zou zijn gebruikt.
chronic pathological inflammation’ volgt ook niet uit lezing van conclusie 1 in het licht van de beschrijving en figuren.
Summary of the Invention’ (par. 8-16 van de beschrijving) wordt, met uitzondering van par. 8 die de letterlijke tekst van conclusie 1 weergeeft, de term ‘
chronic pathological inflammation’ nergens gebruikt. In deze paragrafen ligt de nadruk op het chronische doseringsregime en de daaruit resulterende onderdrukking van pathologische ontstekingen over een langere periode dan bij toediening van een enkele dosis. Dat dit de kern van de uitvinding betreft begrijpt de gemiddelde vakman ook uit paragraaf 33 onder het kopje ‘
General Aspects of the Invention’: “
The present invention is based on the surprising result that chronic administration of an emerging class of new compounds known as selective adhesion molecule inhibitors (SAMIs) is sufficient to provide the maintenance of chronic suppression of inflammation in disorders involving integrin dimers.(…)
What the inventors have shown herein is that a chronic dosage regime is not only more effective than a short-term dosage regime, but in fact it is required to maintain the suppression of pathological inflammation. Thus, in order to realize some of the more important advantages of the invention, the levels of an anti-alpha-4 integrin agent need to be maintained over a number of months or even years.” Dat EP 127 een doseringsregime onder bescherming stelt, wordt ook duidelijk gemaakt in paragrafen 11 (“
The invention features a dosage regime”) en 36 (“
The general concept of the invention relates to introducing relatively constant amounts of nataluzimab to a patient’s circulatory system over a period of months or years.”) van de beschrijving.
langdurigvoorkomen van door MS veroorzaakte nieuwe ontstekingen en herontstekingen, door het chronisch toedienen van natalizumab.
In the present application it has been clearly shown that the regimen for chronic administration is a critical factor in the treatment and, therefore, has to be considered as an essential feature of the claims. (…) The present application shows that the chronic dosage form provides much lower level of pathological inflammation over longer periods as compared to a single dose (c.f. Example 1). This finding, in particular the provision of a alpha-4 integrin receptor saturation of at least 65 to 100%, is much more than a mere routine process and requires an inventive skill.”
chronischeontstekingen die door MS worden veroorzaakt, biedt de beschrijving geen aanknopingspunt, niet onder het kopje ‘
General Aspects of the Invention’ en ook elders niet. Mede in aanmerking genomen de verleningsgeschiedenis, zal de gemiddelde vakman naar het oordeel van het hof de term ‘
chronic’ uit de zinsnede ‘
chronic pathological inflammation caused by MS’ uit conclusie 1 veeleer begrijpen als verwijzend naar het steeds optreden van ontstekingen ten gevolge van chronische ziektes, waarvan MS een specifiek voorbeeld is.
alpha-4 dependent interaction with the VCAM-1 ligand on endothelial cells’ ten grondslag ligt. Conclusie 1 van die aanvrage luidde: ‘
a method of chronically reducing pathological inflammation in a patient in need thereof comprising chronically administering an agent to the patient that inhibits alpha-4 integrin or inhibits a dimer comprising alpha-4 integrin in a therapeutically active amount’. Eerst tijdens de verleningsprocedure is conclusie 1 beperkt tot ontstekingen die zijn veroorzaakt door MS, een van de verschillende aandoeningen die in de oorspronkelijke aanvrage was genoemd en waarop onderconclusie 13 van de oorspronkelijke aanvrage was gericht.
pathologic inflammation’ in zijn algemeenheid beschreven, niet specifiek in relatie tot MS. Datzelfde geldt voor de in paragraaf 4 algemeen beschreven rol van alpha-4 beta-1 bij het ontstaan van ‘
chronic inflammation’. Paragraaf 30 vermeldt dat ‘
The disclosure is directed towards treating a patient’s suffering from disease related to pathological inflammation’ zonder verwijzing naar MS. In de in paragraaf 31 van de beschrijving gegeven definitie van ‘
pathological inflammation’ wordt een groot aantal ziekten genoemd waarbij kenmerkend is dat ‘
an inappropriate and chronic inflammation’ zich voordoet. Als één van die ziekten wordt MS genoemd. De eerste paragraaf onder het kopje ‘
General Aspects of the Invention’, paragraaf 33, spreekt over ‘
chronic suppression of inflammation in disorders involving integrin dimers’ in zijn algemeenheid, niet specifiek over MS. Ook in paragraaf 77 onder het kopje ‘
Therapeutic Indications’ wordt gesproken over de behandeling van de ‘
previously listed inflammatory disorders’waarna een opsomming volgt van dergelijke ziektes, waarbij ook MS wordt genoemd. De gemiddelde vakman zal daaruit opmaken, de verleningsgeschiedenis indachtig, dat ‘
chronic pathological inflammation caused by multiple sclerosis’ moet worden begrepen als ontstekingen veroorzaakt door specifiek MS.
over long periods of time’ uit paragraaf 30 (slotzin) waarop Biogen de nadruk legt, zal door de gemiddelde vakman worden begrepen als een verwijzing naar de lange tijdsperiode waarin elkaar opvolgende (her)ontstekingen, die zich steeds op nieuwe maar ook op reeds eerder ontstoken plaatsen voordoen, in een lichaam aanwezig zijn, zoals dat in het algemeen het geval is bij chronische ziekten zoals MS. Een verwijzing naar (effecten op) specifiek chronische ontstekingen in de door Biogen bedoelde zin, namelijk de tijdsduur van
eenontsteking, kan daarin niet worden gevonden. De vermelding in de slotzin van paragraaf 31, dat langdurige ontsteking vaak leidt tot weefselschade ter plaatse van de ontsteking, is de gemiddelde vakman op grond van zijn algemene vakkennis bekend. Gelet op het in paragraaf 30 beschreven doel van de uitvinding, zal hij begrijpen dat de uitvinding beoogt het optreden van schadeveroorzakende ontstekingen tegen te gaan. Daaruit is niet af te leiden dat de uitvinding specifiek gericht zou zijn op het verminderen van
chronischeontstekingen, in de zin van het verkorten van de duur van reeds bestaande ontstekingen, zoals betoogd bij pleidooi in appel. In par. 75 e.v. MvG heeft Biogen uiteengezet dat aan natalizumab ook herstel van weefselschade door remyelinisatie (dus een genezend effect) zou kunnen worden toegeschreven, maar bij pleidooi (zie o.m. noot 17 van de pleitnota) heeft Biogen toegelicht dat zij geen beroep (meer) doet op openbaring van een genezend effect in (paragraaf 31 van) het octrooi. De vermelding in paragraaf 80 van acute en chronische ontstekingen, waarop Biogen verder heeft gewezen, ziet op ‘
other therapeutic agents’ waarmee natalizumab in combinatie toegediend zou kunnen worden. Een specifiek onderscheid naar of verschillend effect op het ene of andere type ontsteking is daarin niet te vinden.
Example 1beschreven studie die aan de uitvinding volgens EP 127 ten grondslag lag, wijzen niet op de door Biogen voorgestane uitleg van conclusie 1.
‘primary outcome measure’ het aantal ‘
new Gd-enhancing lesions over the 6-month treatment period’ had. Bij de ‘
Other MRI parameters’ wordt naast het aantal ‘
persistent Gd-enhancing lesions (enhancing lesions that had also enhanced on the previous monthly scan)’ ook het volume van ‘
Gd-enhancing lesions’, het aantal ‘
new active lesions (i.e. new Gd-enhancing lesions plus new or enlarging, non-enhancing T2 lesions’) en het aantal ‘
active scans (i.e. containing one or more new Gd-enhancing lesions)’ genoemd. Onder het kopje ‘
Primary Outcome’ wordt in paragraaf 118 de substantiële vermindering van het aantal ‘
new Gd-enhancing lesions’ besproken. Onder het kopje ‘
Secondary MRI Outcome’ wordt in paragraaf 119 alleen voor alle ‘other MRI parameters’ gezamenlijk opgemerkt dat er een ‘
significant and marked reduction in the cumulative number’ was. De resultaten voor de categorie ‘
persistent enhancing lesions’ worden niet apart besproken, hetgeen toch bepaald voor de hand zou hebben gelegen indien de uitvinding nu juist op die categorie ontstekingen betrekking had, zoals Biogen betoogt.
new Gd-enhancing lesions’ wordt het effect van de uitvinding geïllustreerd in de figuren 1 en 2, die respectievelijk het ‘
cumulative mean number of new gd-enhancing lesions’ en de ‘
proportion of MRI scans with new enhancing lesions’ tonen. In paragraaf 13 CvA heeft Biogen zelf ook opgemerkt dat de effecten van de uitvinding worden geïllustreerd in figuur 2. De (nadien) door Biogen gestelde effecten van de langdurige toediening van natalizumab specifiek op de categorie ‘
persistent enhancing lesions’ zijn niet in een figuur weergegeven.
persistent enhancing lesions’ afleiden dat specifiek bij ‘chronische ontstekingen’ een nieuw technisch effect optreedt, te weten een afname van de duur van de ontstekingen. Ook daarin kan Biogen niet worden gevolgd.
new enhancing lesions’, volgens paragraaf 109 de ‘
primary outcome measure’. In confesso is dat een ‘
new enhancing lesion’ een geheel nieuwe laesie kan zijn of een herontstoken oude laesie. Te zien en in paragraaf 118 beschreven is dat een substantiële daling van het aantal nieuwe ‘
enhancing’ laesies optreedt ten opzichte van placebo bij toediening van natalizumab gedurende een periode van 6 maanden. ‘
Persistent enhancing lesions’ zijn leasies die op enig moment in de beoordeelde periode van 6 maanden als ‘
enhancing lesion’ te zien waren op een T1 + Gb MRI scan én op een daaropvolgende scan nog steeds te zien waren. Een ‘
new enhancing lesion’ kan dus een ‘
persistent enhancing lesion’ worden als de ontsteking langer dan een maand aanhoudt en dus op een volgende scan nog steeds te zien is. De gemiddelde vakman zou op de prioriteitsdatum ook verwachten dat een deel van de
‘new enhancing lesions’op een volgende scan nog steeds te zien is, omdat aangenomen werd dat enhancement vier tot zes weken duurt (zie 4.5 hiervoor). Naar SPI terecht heeft aangevoerd en door Biogen onvoldoende gemotiveerd is bestreden, vloeit dus uit een afname van het optreden van ‘
newenhancing’ laesies automatisch voort dat het aantal ‘
persistentenhancing’ laesies dientengevolge ook zal afnemen. Dat de afname van het aantal
‘persistent enhancing laesies’zou duiden op een nog niet eerder geopenbaard effect in die zin dat toediening van natalizumab de duur van ontstekingen zou verkorten, kan derhalve niet uit de in tabel 2 weergegeven resultaten worden afgeleid.
persistent enhancing lesions’ nieuw en verrassend zou zijn omdat Tubridy een effect op chronische laesies afwezig zou achten, zoals Biogen stelt (onder meer par. 59 en 131 MvG en par. 16/17 en 47 pleitnota in appel), kan niet als juist worden aanvaard. Dat kan niet worden afgeleid, enerzijds uit de omstandigheid dat volgens tabel 2 het aantal ‘
persistent enhancing lesions’ afneemt, en anderzijds de door Biogen aangehaalde passage in Tubridy (op pag. 471) waar is vermeld dat er juist
no apparent effect of therapy on inflammatory lesions that were already establishedis. Deze vermelding in Tubridy ziet op het (gebrek aan) effect op ‘
baseline-enhancing lesions’ zoals blijkt uit de passage op pag. 469 waar is vermeld dat er geen effect is waargenomen op de ‘
baseline-enhancing lesions that continued to enhance 4 weeks later’ en uit de zinsnede direct voorafgaand aan de door Biogen aangehaalde passage op pag. 471: “
There was, however, no shortening of the duration of enhancement of baseline-enhancing lesions, suggesting no apparent effect of therapy on inflammatory lesions that were already established´. De resultaten uit Tubridy en Tabel 2 van het octrooi zijn derhalve geenszins met elkaar in tegenspraak en de resultaten uit Tabel 2 niet nieuw en verrassend, zoals Biogen suggereert. ‘
Baseline-enhancing’ laesies zijn immers niet gelijk te stellen aan ‘
persistent enhancing’ laesies. Zoals blijkt uit de in r.o. 2.4 weergegeven passage op pag. 468 van Tubridy, zijn ‘
baseline-enhancing’ laesies al aanwezig bij het begin van het onderzoek, voordat de therapie is aangevangen. De eveneens in Tubridy genoemde categorie ‘
persistent lesions’ is daarvan te onderscheiden omdat dit ‘
new enhancing’ (dus bij aanvang van het onderzoek nog niet bestaande en eerst op een scan vanaf week 1 zichtbare) laesies zijn, die ook op een daaropvolgende scan worden waargenomen. De stelling van Biogen, dat uit Tubridy blijkt dat de ‘
persistent enhancing lesions’ gebruikt werden als de indicator voor een effect op reeds bestaande ontstekingen (onder meer par. 16 en 69 pleitnota in appel), is derhalve onjuist. Zoals duidelijk is uit de omschrijving van ‘
persistent enhancing lesions’ in paragraaf 109 van de beschrijving van EP 127 is de in tabel 2 opgenomen categorie ‘
persistent enhancing lesions’ niet hetzelfde als de in Tubridy genoemde ‘
baseline-enhancing’ laesies (waarop geen effect was), maar op de daarvan te onderscheiden, in Tubridy ook zo aangeduide, ‘
persistentenhancing’ laesies, waarop in Tubridy wel een effect is gerapporteerd (pag. 469, r.k. laatste alinea).
persistent enhancing laesies’ bovendien niet afleiden dat natalizumab het effect heeft dat de duur van eenmaal ontstane ontstekingen wordt verminderd, omdat dit effect – ook volgens Biogen (par. 89 MvG) – door het op de prioriteitsdatum bekende en in paragraaf 69 van de beschrijving beschreven mechanisme van natalizumab niet verklaard kan worden en de beschrijving geen enkel aanknopingspunt biedt voor de veronderstelling dat aan natalizumab mogelijk ook enig ander werkingsmechanisme zou kunnen worden toeschreven, dat het bereiken van het gestelde nieuwe technisch effect zou kunnen verklaren. Integendeel, bij de bespreking van de resultaten van de verrichte studie wordt (in paragraaf 143 van de beschrijving) het aan natalizumab toegeschreven blokkerende werkingsmechanisme nogmaals bevestigd: “
This observation suggests natalizumab acts very early in lesion development by preventing the appearance of new lesions.”. Er wordt geen melding gemaakt van ook maar een vermoeden van enig ander (aanvullend) werkingsmechanisme dat verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het door Biogen gestelde effect van vermindering van de duur van een eenmaal opgetreden (her)ontsteking.
chronischeontstekingen (in de zin van ontstekingen die op twee achtereenvolgende MRI scans zijn waar te nemen), zoals Biogen heeft betoogd. De gemiddelde vakman zou daarentegen begrijpen dat de uitvinding ligt in de chronische toediening van natalizumab ter langdurige voorkoming van het steeds ontstaan van (her)ontstekingen ten gevolge van specifiek de ziekte MS. Dat dit neer zou komen op simpelweg ‘
treatment of MS’ zoals Biogen stelt (par. 35 pleitnota in appel) is onjuist. Het begrip ‘
treatment’ is meer omvattend dan enkel het verminderen van (her)ontstekingen; dat laatste is in overeenstemming met het in het octrooi geopenbaarde effect, gebaseerd op het toen aangenomen werkingsmechanisme, van natalizumab. Grieven 2 en 3 falen.
was well tolerated” en dat “
Repeated infusions of Antegren were safe and well tolerated. Ivotal studies with Antegren in MS are currently planned”. Naar het oordeel van het hof zou dat voor de gemiddelde vakman voldoende aansporing zijn om met een redelijke verwachting van succes het effect van toediening over een langere termijn dan zes 4-wekelijkse toedieningen te onderzoeken. Dat geldt temeer nu de gemiddelde vakman aan de bedenking geuit door Tubridy niet al te zwaar zou tillen, aangezien in Tubridy zelf al bij herhaling op de noodzaak van verdere langduriger studies werd gewezen.
Use of an agent selected from an antibody or an immunologically active fragment thereof which bind to alpha-4 integrin or a dimer comprising alpha-4 integrin for preparing a chronically administerable pharmaceutical composition for reducing chronic pathological inflammation caused by multiple sclerosisand causing regression of the diseasewherein the agent is natalizumab to be administered every two weeks or monthly for a period of at least 6 months to the patient in an amount of 2 to 8 mg/kg patient”. Biogen meent dat voor de toevoeging (onderlijnd) basis te vinden is in de oorspronkelijke aanvrage, p. 8, r. 23-28. Deze passage komt overeen met de derde volzin van paragraaf 30 van het octrooi zoals verleend.
Use of an agent selected from an antibody or an immunologically active fragment thereof which bind to alpha-4 integrin or a dimer comprising alpha-4 integrin for preparing a chronically administerable pharmaceutical composition for reducingtissue damage resulting fromchronic pathological inflammation caused by multiple sclerosis wherein the agent is natalizumab to be administered every two weeks or monthly for a period of at least 6 months to the patient in an amount of 2 to 8 mg/kg patient”. Basis voor de toegevoegde passage zou volgens Biogen gevonden kunnen worden in de oorspronkelijke aanvrage op p. 8, r. 29 t/m 32 en op p.9, r. 8 t/m 10. Deze passages stemmen overeen met paragraaf 30, vierde en vijfde volzin, en paragraaf 31, laatste volzin, van de beschrijving van het octrooi zoals verleend.
Use of an agent selected from an antibody or an immunologically active fragment thereof which bind to alpha-4 integrin or a dimer comprising alpha-4 integrin for preparing a chronically administerable pharmaceutical composition for reducingthe number of persistent Gd-enhancing lesionschronic pathological inflammationcaused by multiple sclerosis wherein the agent is natalizumab to be administeredevery two weeks ormonthly for a period of at least 6 months to the patient in an amount of23to86mg/kg patient”. Volgens Biogen is basis voor dit hulpverzoek te vinden in de oorspronkelijke aanvrage op p. 37, r. 21 t/m 24, p. 38, r. 5 t/m 10 en
table 2. Deze passages stemmen overeen met paragraaf 107 (eerste en tweede volzin), paragraaf 109 (tweede volzin) en tabel 2 van het octrooi zoals verleend. Ook dit hulpverzoek kan Biogen niet baten. Zoals hiervoor overwogen vloeit het verminderen van het aantal ‘
persistent Gd-enhancing lesions’ door toediening van natalizumab rechtstreeks voort uit de vermindering van het aantal ‘
new enhancing lesions’
.De vermindering van het aantal
‘new enhancing lesions’door toediening van 3 of 6 mg/kg natalizumab iedere 4 weken was reeds geopenbaard in de Conference Abstract. Daarmee is het derde hulpverzoek niet nieuw of – voor zover de vermindering van het aantal ‘
persistent Gd-enhancing lesions’ door toediening van natalizumab niet geacht kan worden direct en ondubbelzinnig voort te vloeien uit de expliciet geopenbaarde vermindering van het aantal ‘
new enhancing lesions’ na toediening van natalizumab – minst genomen niet inventief te achten.
Use of an agent selected from an antibody or an immunologically active fragment thereof which bind to alpha-4 integrin or a dimer comprising alpha-4 integrin for preparing a chronically administerable pharmaceutical composition for reducingthe number of persistent Gd-enhancing lesions and new or enlarging non-enhancing T2 lesionschronic pathological inflammationcaused by multiple sclerosis wherein the agent is natalizumab to be administeredevery two weeks ormonthly for a period of at least 6 months to the patient in an amount of23to86mg/kg patient”. Basis daarvoor wordt gevonden in dezelfde passages als die waarop het derde hulpverzoek is gebaseerd. Ten opzichte van het derde hulpverzoek is toegevoegd dat ook het aantal new or enlarging non-enhancing T2 lesions vermindert door de maandelijkse toediening van 3-6 mg/kg natalizumab. Om dezelfde redenen als hiervoor in r.o. 4.6 overwogen is een effect van natalizumab op specifiek ‘
enlarging non-enhancing T2 lesions’ niet kenbaar uit de oorspronkelijke aanvrage. Die toevoeging kan derhalve geen inventiviteit verschaffen.