ECLI:NL:GHDHA:2019:3681

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
2200355719
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1987, was beschuldigd van winkeldiefstal bij de Jumbo op 16 april 2019, waar zij twee chocoladerepen en een wenskaart had weggenomen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld door de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met haar strafblad, maar ook met persoonlijke omstandigheden, zoals haar rol als moeder van drie minderjarige kinderen en haar recente ziekenhuisopname. De verdachte heeft spijt betuigd en inzicht getoond in haar handelen, wat het hof heeft meegewogen in de strafbepaling.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de straf gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de diefstal en de gevolgen daarvan voor de winkelier, maar ook op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht toegepast bij de beslissing.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003557-19
Parketnummer: 10-091834-19
Datum uitspraak: 20 december 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 december 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 april 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam twee, althans één of meer chocoladere(e)p(en) en/of een wenskaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Jumbo (locatie: [adres feit]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis waarvan beroep met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van twee chocoladerepen en een wenskaart bij de Jumbo. Ze wilde de chocola en kaart aan haar jarige nichtje geven.
Winkeldiefstal is een inbreuk op het eigendomsrecht van een ander en veroorzaakt zowel hinder als materiele schade voor het gedupeerde winkelbedrijf. De verdachte is kennelijk aan deze gevolgen voorbijgegaan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte voorts acht geslagen op een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof stelt voorop dat, gelet op de justitiële documentatie van de verdachte en ondanks de relatief geringe waarde van de gestolen goederen, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Het opleggen van (alleen) een taakstraf is op grond van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht uitgesloten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder meer verklaard dat zij moeder is van drie minderjarige kinderen, waaronder een baby, voor welke kinderen zij zonder steun van de vader de zorg draagt. Tevens heeft de verdachte verklaard dat zij als gevolg van een recente ziekenhuisopname in een onzekere medische situatie verkeert. Voorts heeft de verdachte verklaard dat haar financiële situatie moeilijk is, maar wel is gestabiliseerd. Daarnaast heeft de verdachte ter zitting spijt en inzicht getoond ten aanzien van het verkeerde van haar handelen en het hof overtuigd van haar besluit niet meer in herhaling te vervallen. Het hof heeft dit alles meegewogen bij de bepaling van de op te leggen straf. De voorwaardelijk op te leggen straf dient er mede toe de verdachte te sterken in haar laatstgenoemde besluit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat - overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal - een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. D.M. Thierry en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. A.F. Bijl.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2019.
Mr. A.F. Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.