ECLI:NL:GHDHA:2019:355
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezagsbeëindiging en ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming primair om gezagsbeëindiging van de ouders van de minderjarige en subsidiair om ondertoezichtstelling. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter die de minderjarige onder toezicht heeft gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend. De vader en de Raad verzetten zich tegen het hoger beroep van de moeder. De kinderrechter had het primaire verzoek van de Raad aangehouden en het subsidiaire verzoek toegewezen. Het hof oordeelt dat de kinderrechter buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door het primaire verzoek niet te beoordelen voordat het subsidiaire verzoek werd toegewezen. Het hof vernietigt de beschikking van de kinderrechter ten aanzien van het gezag en wijst het verzoek van de Raad tot gezagsbeëindiging af, maar bekrachtigt de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige. De Raad zal met een aanvullende rapportage komen over het gezag.