ECLI:NL:GHDHA:2019:354
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake kinderalimentatie en betalingsachterstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De man is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 14 september 2018, waarin de voorzieningenrechter heeft geoordeeld over de executie van een beschikking betreffende kinderalimentatie. De man heeft betoogd dat hij aan zijn alimentatieverplichtingen heeft voldaan en dat er geen sprake is van een betalingsachterstand. De vrouw heeft echter gesteld dat er een aanzienlijke betalingsachterstand is ontstaan en heeft de man aangesproken op zijn verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de man op een inzichtelijke wijze de kinderalimentatie had moeten voldoen en dat de gevolgen van het nalaten daarvan voor zijn risico komen. Het hof heeft de grieven van de man verworpen en het bestreden vonnis bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft geoordeeld dat de voorzieningenrechter op goede gronden tot zijn beslissing is gekomen en dat de man niet heeft aangetoond dat hij in een financiële noodtoestand verkeert. De vrouw heeft haar procesdossier gefourneerd en het hof heeft arrest gevraagd.