ECLI:NL:GHDHA:2019:350

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
22 februari 2019
Zaaknummer
22-004256-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na onvoldoende bewijs voor betrokkenheid bij overval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van 216 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, voor zijn vermeende betrokkenheid bij een overval op een supermarkt in Leerdam op 24 januari 2017. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de bewijsmiddelen opnieuw beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en telefoonmastgegevens van de verdachte. De getuigen beschrijven de overvaller als iemand die een bivakmuts droeg met specifieke openingen, maar het hof concludeert dat de bivakmuts die in het onderzoek is aangetroffen niet overeenkomt met de beschrijvingen van de getuigen. Bovendien blijkt uit de telefoonmastgegevens dat de verdachte zich op het moment van de overval niet in de buurt bevond. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de overval en spreekt hem vrij. De vorderingen van de benadeelde partijen worden afgewezen, omdat de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004256-17
Parketnummer: 10-680135-17
Datum uitspraak: 31 januari 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 september 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [plaats] op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
17 januari 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat aan de verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden geen elektronisch toezicht zal worden opgelegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 216 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar, waarbij naast de algemene voorwaarden bijzondere voorwaarden zijn opgelegd als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep. De gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard. Voorts zijn er beslissingen genomen ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 24 januari 2017
te Leerdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (400 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Supermarkt [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- tonen van een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of met dat vuurwapen, althans met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp plaatsen op/tegen het achterhoofd van die [slachtoffer 1]en/of
- meermalen, althans eenmaal (telkens) op luide toon toevoegen van de woorden: "Maak de kassa open, maak de kassa open" en/of "Snel, snel" en/of "Doe die la open", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2019 op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2019 overeenkomstig de door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota – kort gezegd – vrijspraak bepleit nu er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte bij de overval op [naam supermarkt] betrokken is geweest.
Beoordeling hof
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] met nummer PL1700-2017027064-5 blijkt dat zij heeft verklaard dat de overvaller een zwarte bivakmuts op had met alleen openingen bij de ogen. De bivakmuts was bij de mond dicht (p. 8 politiedossier). Zij heeft in dit verhoor aangegeven dat de verdachte tijdens de overval heel dicht bij haar heeft gestaan (hof: hetgeen ook op de beelden duidelijk te zien is). Voorts blijkt uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] met nummer PL1700-2017027064-33 dat de man die hij zag fietsen op een oranje fiets een bivakmuts droeg met daarin twee gaten (p. 31 politiedossier).
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1700-2017027064-35 blijkt dat de bivakmuts die in de brandgang ter hoogte van de J.C. Rijsdijkstraat te Leerdam is aangetroffen was voorzien van een opening bij de mond en twee ronde gaten ter hoogte van de ogen (p. 490 politiedossier).
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande niet vast te stellen dat deze bivakmuts waarop het DNA materiaal van de verdachte is aangetroffen dezelfde bivakmuts is als de bivakmuts die door de overvaller van [naam supermarkt] op 24 januari 2017 is gebruikt. Immers, de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verklaren
duidelijken eensluidend over een bivakmuts met twee gaten, terwijl de onderzochte bivakmuts drie gaten had.
Voorts blijkt naar het oordeel van het hof uit het dossier niet overtuigend dat de schoenen van de overvaller dezelfde schoenen zijn als de schoenen die bij de verdachte in beslag zijn genomen.
Het hof is hiernaast van oordeel dat de zich in het politiedossier bevindende telefoonmastgegevens van de verdachte juist wel corresponderen met de door de verdachte afgelegde verklaring. Volgens de politie is ‘dader 1’ in oostelijke richting en vervolgens in noordelijke richting weggevlucht, terwijl de telefoon van de verdachte juist masten in west Leerdam aanstraalt.
Tot slot merkt het hof op dat de politie heeft verzuimd de tegenover de politie afgelegde verklaring van de verdachte dat hij op 24 januari 2017 in de avond met onder meer [getuige 1] naar de snackcorner is gelopen en daar binnen is geweest tijdig te verifiëren door bijvoorbeeld bij de snackcorner van die bewuste avond de beelden op te vragen. [getuige 1] heeft bevestigd dat hij met de verdachte op die avond naar de snackcorner is geweest (proces-verbaal van verhoor [getuige 1] met documentcode 1703121100 x, p. 401 e.v. politiedossier).
Het hof is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, niet valt uit te sluiten dat een ander dan de verdachte de aan de verdachte ten laste gelegde overval op [naam supermarkt] heeft gepleegd.
Het hof is derhalve, met de raadsman en anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank, van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Beroep op bewijsuitsluiting
De raadsman heeft overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was en dat dit ertoe zou moeten leiden dat het bewijs dat is verkregen na de beide aanhoudingen van de verdachte dient te worden uitgesloten.
Nu het hof de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde zal vrijspreken, heeft de verdachte geen belang meer bij voornoemd verweer. Bovenstaand verweer behoeft derhalve geen verdere bespreking.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.198,16, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 5.198,16.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.698,16, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding [eigenaar supermarkt]
In het onderhavige strafproces heeft [eigenaar supermarkt] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 200,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [eigenaar supermarkt]

Verklaart de benadeelde partij [eigenaar surpermarkt] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 januari 2019.
mr. J.A.C. Bartels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.