ECLI:NL:GHDHA:2019:3378

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
22-002481-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Rotterdam was veroordeeld voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, [aangeefster], door met een mes te steken en te snijden. Daarnaast heeft hij [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd door haar in een woning vast te houden en te bedreigen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank voor het primair ten laste gelegde feit vernietigd en de verdachte veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde feiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, die wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar heeft geen grond gezien voor het opleggen van TBS. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002481-18
Parketnummer: 10-681230-17
Datum uitspraak: 1 november 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Eritrea) op [geboortejaar] 1996,
thans gedetineerd in de [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op 11 januari 2019, 21 juni 2019 en 18 oktober 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarbij tevens is gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steek-/snijwond in de (rechter) arm en/of een een steek-/snijwond in de (rechter) bil en/of een gebroken neus, heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in die arm en/of die bil te steken en/of snijden en/of (meermaal) op en/of tegen de neus van die [aangeefster] te stompen en/of te slaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (rechter) arm en/of de (rechter) bil van die [aangeefster] heeft gestoken en/of gesneden en/of (meermaal) op en/of tegen de neus en/of het gezicht van die [aangeefster] heeft gestompt en/of geslagen en/of de keel van die [aangeefster] heeft vastgepakt en/of dichtgedrukt en/of (daarbij) diens nek heeft omgedraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht [aangeefster] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (rechter) arm en/of de (rechter) bil van die [aangeefster] te steken en/of snijden en/of (meermaal) op en/of tegen de neus en/of het gezicht van die [aangeefster] te stompen en/of slaan en/of de keel van die [aangeefster] vast te pakken en/of dicht te drukken en/of (daarbij) diens nek om te draaien;
2.
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft / hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [aangeefster] tegen zijn wil opgehouden in een woning (gelegen aan de [adres]) door
- toen die [aangeefster] genoemde woning wilde verlaten, de weg naar buiten te blokkeren en/of die [aangeefster] vast te pakken en/of bij de keel te grijpen en/of
- de deur van die woning op slot te doen en/of de sleutel te verstoppen en/of
- die [aangeefster] (voortdurend) te bedreigen en/of te mishandelen en/of
- ( aldus) die [aangeefster] te beletten te gaan waar hij wilde gaan;
3.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een kassascherm / beeldscherm (behorend bij een kassa), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1. primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat het dossier te weinig aanknopingspunten bevat voor de vaststelling dat door het handelen van de verdachte vitale lichaamsdelen van het slachtoffer geraakt hadden kunnen worden, terwijl evenmin kan worden vastgesteld dat het tenlastegelegde handelen van de verdachte (voor zover daarvoor wettig en overtuigend bewijs is) anderszins een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen, zodat de verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof heeft in dit verband meegewogen de omstandigheid dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat op grond waarvan op verantwoorde wijze vaststellingen kunnen worden gedaan met betrekking tot de kracht waarmee de verdachte met het mes zou hebben gestoken of gesneden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair.
hij op
of omstreeks08 september 2017 te Dordrecht [aangeefster] heeft mishandeld door met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerpin de (rechter) arm en
/ofde (rechter) bil van die [aangeefster] te steken en/of
tesnijden en
/of (meermaal)op
en/of tegen de neus en
/ofhet gezicht van die [aangeefster] te stompen
en/of
teslaan
en/of de keel van die [aangeefster] vast te pakken en/of dicht te drukken en/of (daarbij) diens nek om te draaien;
2.
hij op
of omstreeks08 september 2017 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft
/ hebbenhij verdachte
en/of een of meer van zijn mededader(s)met dat opzet die [aangeefster] tegen zijn wil opgehouden in een woning (gelegen aan de [adres]) door
- toen die
[aangeefster]genoemde woning wilde verlaten, de weg naar buiten te blokkeren en
/ofdie
[aangeefster]vast te pakken
en/of bij de keel te grijpenen
/of
- de deur van die woning op slot te doen en/of de sleutel te verstoppen en/of
- die
[aangeefster](voortdurend)te bedreigen en
/ofte mishandelen en
/of
-
(aldus
)die [aangeefster] te beletten te gaan waar hij wilde gaan;
3.
hij op
of omstreeks22 augustus 2017 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een kassascherm / beeldscherm
(behorend bij een kassa
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:

mishandeling;

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. De raadsman heeft in dit verband gesteld dat de verdachte uit zelfverdediging het mes van de aangever heeft afgepakt, waarbij laatstgenoemde is geraakt.
Het hof overweegt hierover het volgende.
De aan het beroep op noodweer ten grondslag gelegde stelling dat de aangever een mes had dat de verdachte heeft afgepakt (waarbij aangever vervolgens gewond is geraakt) acht het hof niet aannemelijk geworden, nu deze lezing geen steun vindt in het dossier. Ook overigens is niet gebleken van enige gewelddadige of dreigende gedraging van de zijde van de aangever jegens de verdachte.
Reeds hierom wordt het beroep op noodweer verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer en heeft het slachtoffer daarbij mishandeld. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de bewegingsvrijheid van het slachtoffer.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Daarmee heeft verdachte de benadeelde financiële schade berokkend en overlast bezorgd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict.
Het hof heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte kennis genomen van diverse over zijn persoon opgemaakte rapportages en in het bijzonder van de Pro Justitia rapportage d.d. 19 juni 2019, opgesteld en ondertekend door B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater en van
de Pro Justitia rapportage d.d. 19 juni 2019, opgesteld en ondertekend door drs. J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog, alsmede de toelichting daarop ter terechtzitting in hoger beroep door de deskundigen Gunnewijk en Stolk.
De psycholoog heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij op basis van onderzoek is gekomen tot een uitgestelde diagnose gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een uitgestelde classificatie persoonlijkheidsstoornis, nu het niet goed mogelijk was om persoonlijkheidsproblematiek met zekerheid vast te stellen of uit te sluiten omdat er geen informatie beschikbaar was over de vroege ontwikkeling van de verdachte.
Volgens de deskundige is de verdachte zwakbegaafd en is er bij hem sprake van een grote mate van krenkbaarheid en een sterk wantrouwen, maar heeft zij op basis van het door haar verrichte onderzoek geen waanstoornis bij verdachte vast kunnen stellen. Zij sluit het bestaan van een dergelijke stoornis zelfs uit.
De psycholoog heeft geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psycholoog heeft voorts geadviseerd om aan de verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen. Indien een TBS met voorwaarden niet mogelijk is vanwege een gebrek aan ‘commitment’ van de verdachte, dan adviseert de psycholoog een TBS met dwangverpleging.
De psychiater heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat er bij verdachte sprake is van een waanstoornis en een stress-stoornis, een milde vorm van PTSS.
De psychiater heeft geadviseerd om het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen en het onder 3 tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater heeft geadviseerd om de verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen, waarbij een (aanvankelijke) klinische opname in FPK Veldzicht in dat geval de voorkeur heeft. De psychiater heeft daarbij opgemerkt dat de verdachte weliswaar geen ziekte-inzicht laat zien maar dat de verwachting is dat hij zich niet zal verzetten tegen een behandeling.
Gezien het verschil van inzicht tussen de deskundigen over de mogelijke waanstoornis van de verdachte en hetgeen daarover door de deskundigen is gezegd, is het hof er niet van overtuigd dat er sprake is geweest van een waanstoornis bij de verdachte en neemt het hof die conclusie van de psychiater dus niet over. Het hof neemt op basis van de rapporten, mede gelet op de verdere inhoud daarvan, aan dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, nu de deskundigen daarover niet van inzicht verschillen.
Ook gaat het hof ervan uit dat deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens het handelen van de verdachte ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed. Op grond hiervan komt het hof tot het oordeel dat sprake is geweest van een verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van alle feiten.
Het hof zal dit oordeel bij de strafoplegging betrekken.
Het hof ziet op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep
onvoldoende aanknopingspunten om tot oplegging van de maatregel van TBS te komen.
Gelet op hetgeen in hoger beroep bewezen is verklaard, is alleen het onder 2 bewezen verklaarde feit een delict naar aanleiding waarvan de verdachte ter beschikking zou kunnen worden gesteld. De feiten 1 en 3 zijn dat niet.
Voorafgaand aan de thans bewezenverklaarde feiten is de verdachte slechts eenmaal ter zake van geweldsdelicten veroordeeld, te weten wegens wederspannigheid en eenvoudige mishandeling, waarbij toen onder meer een taakstraf is opgelegd.
Gelet op de voorwaarden die de wet stelt voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling, in samenhang met de aard en ernst van de thans bewezen verklaarde feiten, ziet het hof geen grond voor het opleggen van deze voor de verdachte bijzonder ingrijpende maatregel, noch met dwang noch met voorwaarden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht
Daarnaast acht het hof het passend en geboden om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten en belastend gedrag jegens de aangever, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met [aangeefster]. Het hof zal bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Voorts zal het hof bevelen dat voormelde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er gelet op de aard van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde misdrijven, de verklaringen van de aangever op grond waarvan aannemelijk is geworden dat de verdachte zich ook in het verleden reeds meermalen belastend heeft gedragen jegens de aangever en de omstandigheid dat de verdachte eerder wegens het plegen van geweldsdelicten is veroordeeld ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 38v, 38w, 57, 282, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1. primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de
maatregel, strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de verdachte voor de duur van
2 (twee) jarenop geen enkele wijze - direct of
indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[aangeefster].
Beveelt dat
vervangende hechtenisvoor de duur van
2 (twee) wekenzal worden toegepast voor ieder keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Bepaalt dat de totale duur van de vervangende hechtenis
ten hoogte 6 (zes) maandenbedraagt.
Verstaat dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 november 2019.
Mr. L.A.J.M. van Dijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.