ECLI:NL:GHDHA:2019:3271

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
22-002697-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens schuldheling met taakstraf en hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1987, was ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken voor het verwerven van een gestolen motor van het merk KTM, die hij in de periode van 20 tot en met 27 juli 2017 in Huizen had verworven, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte had verklaard dat hij de motor ter reparatie van een kennis had gekregen, maar het hof vond deze verklaring niet aannemelijk. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002697-19
Parketnummer: 16-049152-18
Datum uitspraak: 11 december 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 8 juni 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
[brp-adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [x].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 27 november 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
De zaak is onder rolnummer 21-003349-18 aanhangig gemaakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, en vervolgens - op grond van artikel 62a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) in verband met de “Regeling tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2019” (Stcrt. 2019, nr. 2561595) - verwezen naar het gerechtshof Den Haag, dat ingevolge genoemde Regeling is aangewezen als ander gerechtshof als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, RO.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te Huizen, een goed, te weten een motor van het merk KTM heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 20 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te Huizen, een goed, te weten een motor van het merk KTM
heeft verworven,voorhanden
heeftgehad
en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep –op gronden als vermeld in de overgelegde pleitnota- op het standpunt gesteld dat verdachte niet wist en redelijkerwijs niet hoefde te vermoeden dat de motor, waarvan de verdachte zegt dat hij die hij ter reparatie van een kennis had gekregen, een door misdrijf verkregen goed betrof, en om die reden van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terecht-zitting in hoger beroep is het volgende komen vast te staan.
Op 9 juli 2017 heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan van diefstal van motor van het merk KTM, type 520 EXC, zwart met oranje van kleur, voorzien van kenteken [KENTEKEN].
Aangever heeft verklaard dat hij de motor op 8 juli 2017, omstreeks 22.00 uur geparkeerd heeft aan de Soestdijk-seweg Zuid te Bilthoven in een schuur op zijn eigen terrein en dat hij op 9 juli 2017, omstreeks 11.00 uur, zag dat de motor was weggenomen.
Op 27 juli 2017 zijn verbalisanten, naar aanleiding van meldingen van buurtbewoners, naar de woning gegaan aan het adres [adres] te Huizen. De hoofdbewoonster van de woning, [partner] (de partner van de verdachte), verklaarde niets van een mogelijk gestolen motor te weten. In de achtertuin van de woning zagen de verbalisanten een motor onder een dekzeil staan waarover [partner] verklaarde dat de motor ineens in de tuin stond, dat zij er niets van weet en dat ze ook geen papieren van de motor hebben.
De verbalisanten zagen dat de cross motor van het merk KTM was, oranje met zwart van kleur, het achterlicht ontbrak en de motor olie lekte. De motor was voorzien van een schijfremslot en de verbalisanten zagen dat bewoonster [partner], nadat ze meerdere malen met kennelijk [verdachte] gebeld had, met de sleutel van het schijfrem-sloot kwam aanlopen. De verbalisanten konden geen chassisnummer van de motor vinden.
Bij onderzoek van de motor constateerde de verbalisant
dat het op de rechterzijde van het balhoofd aangetroffen
framenummer van fabriekswege aangebracht was, dat op de plaats van het aangetroffen framenummer de oranje verf verwijderd was en dat geprobeerd was om door middel van krassen het originele framenummer onleesbaar te maken. Het originele framenummer was nog wel goed leesbaar.
Bij onderzoek aan het motorblok constateerde de verbalisant dat het aangetroffen motornummer van
fabriekswege aangebracht was en dat geprobeerd was om het motornummer door middel van krassen onleesbaar te maken. Hierdoor was de zogenaamde motorcode niet meer leesbaar.
Op 31 augustus 2017 heeft de verbalisant contact gehad met de overbuurvrouw van de woning van mevrouw [partner].
[verdachte] woonde ook in die woning. De overbuurvrouw vertelde dat de buurman van [verdachte] ongeveer een week tot anderhalve week voordat de crossmotor was weggehaald, had gezien dat de crossmotor in de tuin werd gezet en dat hij dit nog wist omdat de motor omstreeks 23.00 uur in de achtertuin werd getest.
De overbuurvrouw heeft verder aan de verbalisant verklaard dat de buurman hoorde dat [verdachte] zei dat de motor, toen de crossmotor in de achtertuin onder het zeil stond, niet zo makkelijke verkocht kon worden en dat dit zou komen omdat niet alle papieren in orde zouden zijn. De motor zou bij Almelo over de grens naar Duitsland gebracht moeten worden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de motor ter reparatie van een kennis had gehad en dat hij het in het beweerdelijke (hierboven genoemde) gesprek dat de buurman heeft gehoord over een andere motor heeft gehad. Voorts wilde de verdachte desgevraagd niet de naam noemen van de kennis die de motor ter reparatie zou hebben aangeboden.
Het hof acht de door de door de verdachte genoemde scenario’s op geen enkele wijze aannemelijk geworden, nu daarvoor geen enkel aanknopingspunt in het dossier is te vinden. Integendeel, de naam van de kennis wil de verdachte niet noemen en voor de aanwezigheid van nog een andere motor in de tuin is geen enkele aanwijzing.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende en rekening houdende met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. I.P.A. van Engelen en mr. M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 december 2019.