ECLI:NL:GHDHA:2019:3253
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging eenhoofdig gezag van de vader en afwijzing zorgregeling met de moeder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag en de zorgregeling van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag, waarin het gezag over de minderjarige uitsluitend aan de vader was toegekend. De moeder verzocht het hof om het gezamenlijk gezag te herstellen en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen. De vader, verweerder in hoger beroep, verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 2015 feitelijk bij de vader verblijft en dat er een ernstige verstoring is in de communicatie tussen de ouders. De moeder heeft aangevoerd dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven, maar het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen, waarbij het hof ook de noodzaak van een zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige niet kon vaststellen, gezien de grote weerstand van de minderjarige tegen contact met de moeder.
Daarnaast heeft het hof een informatieregeling vastgesteld, waarbij de vader zich heeft verplicht om de moeder eenmaal per maand te informeren over de minderjarige. De verzoeken van de moeder tot consultatieregeling zijn afgewezen, gezien de gespannen verhouding tussen de ouders. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.