ECLI:NL:GHDHA:2019:3212
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake omgangsregeling voor minderjarige waarbij de man niet de biologische vader is
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. De vrouw, die in hoger beroep is gekomen, is de ex-echtgenote van de man, die de minderjarige heeft erkend maar niet de biologische vader is. De vrouw heeft in haar memorie van grieven twee grieven geformuleerd tegen het bestreden vonnis, waarin de voorzieningenrechter een voorlopige omgangsregeling heeft vastgesteld. De vrouw stelt dat de voorzieningenrechter ten onrechte een omgangsregeling heeft opgelegd en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een andere beslissing rechtvaardigen. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van een verrassingsbeslissing. Het hof heeft de bijzondere curator als informant toegelaten en heeft overwogen dat de belangen van de minderjarige voorop staan. Het hof concludeert dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat handhaving van de zorgregeling niet in het belang van de minderjarige is. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vordering van de man tot nakoming van de zorgregeling af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.