ECLI:NL:GHDHA:2019:316
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake nakoming zorgregeling voor minderjarig kind
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de nakoming van een zorgregeling voor een minderjarig kind, die op 7 november 2017 tussen de partijen is overeengekomen. De vrouw, appellante in conventie en geïntimeerde in reconventie, heeft het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 8 februari 2018 aangevochten. In dat vonnis werd de vrouw veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van EUR 2.500 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van EUR 25.000. De vrouw heeft zes grieven geformuleerd en vordert vernietiging van het bestreden vonnis, met de stelling dat de zorgregeling tijdelijk was en onder druk van procedures tot stand is gekomen. De man, geïntimeerde in conventie en appellant in reconventie, heeft verweer gevoerd en een proceskostenveroordeling van de vrouw gevorderd. Het hof heeft de grieven van de vrouw gezamenlijk besproken en geconcludeerd dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van de vrouw af. Tevens compenseert het hof de proceskosten in hoger beroep, zodat elke partij de eigen kosten draagt.