Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
Het hof begrijpt deze mededeling aldus dat het Openbaar Ministerie de grieven tegen deze vrijspraak niet langer handhaaft.
ontuchtige handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, zoals als eerste cumulatief/alternatief ten laste is gelegd. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden niet kan worden geconcludeerd dat het slachtoffer de penis van de verdachte in haar mond heeft gebracht of gehouden. Het medisch forensisch onderzoek sluit zulks weliswaar niet uit, maar bevestigt dit evenmin. Uit de verklaringen in het dossier over hetgeen het slachtoffer ten overstaan van anderen heeft verklaard over het gebeurde en de verklaring van de verdachte kan dit evenmin blijken. De verdachte behoort derhalve van het als eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
of omstreeks29 april 2015 te Dordrecht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
(meermalen)zich door haar laten aftrekken
, althans het door haar (met hand(en) en/of mond en/of tong en/of lippen en/of lichaamsdeel) laten betasten van zijn penis.
Het hof stelt voorts vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. De termijn als bedoeld in voornoemd artikel is op 30 april 2015 aangevangen. Op 2 augustus 2017 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Op 14 augustus 2017 is door de officier van justitie hoger beroep ingesteld. Op 16 augustus 2017 is namens verdachte hoger beroep ingesteld. Het dossier is bij het hof binnengekomen op 19 september 2017 en op 26 november 2019 is arrest gewezen. Zowel de behandeling in eerste aanleg als de behandeling in hoger beroep heeft niet binnen de daarvoor geldende termijn plaatsgevonden. Dit levert een schending van de redelijke termijn op. Het hof heeft dit in aanmerking genomen en zal in plaats van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 65 dagen waarvan 54 dagen voorwaardelijk een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, opleggen.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen;
54 (vierenvijftig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: