[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Libië) op [geboortejaar] 1982,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
17 januari 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren en onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, eveneens zoals opgenomen in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [aangever] van het leven te beroven danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die (op de grond liggende) [aangever] meerdere malen, althans eenmaal, (telkens)
- ( met kracht) op/tegen, althans in de richting van, het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft geschopt en/of getrapt, en/of
- ( met een (metalen) deurstop, althans met een (hard) voorwerp) op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- daarbij heeft geroepen: "Maak hem dood, maak hem dood" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- op de grond te gooien/ten val te brengen/te laten vallen, en/of
- een nekklem aan te brengen, althans met kracht bij de hals/nek te grijpen en/of vast te houden en/of
- met kracht tegen de rug, althans het lichaam, te schoppen/te trappen, en/of
- ( met een (metalen) deurstop, althans een (hard) voorwerp), in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of
- de neus/mond dicht te houden/dicht te knijpen, en/of
- ( met kracht) aan het hoofdhaar te trekken/mee te sleuren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde (zulks met vrijspraak van het in de tenlastelegging opgenomen derde gedachtestreepje) alsmede het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht bij de reclassering alsmede eventuele overige voorwaarden door de reclassering te bepalen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks19 januari 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk een persoon genaamd [aangever]
van het leven te beroven danwelzwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die (op de grond liggende) [aangever]
meerdere malen, althanseenmaal,
(telkens)(
-
(met kracht
) op/tegen, althansin de richting van
,het hoofd
en/of het (boven)lichaamheeft geschopt
en/of getrapt, en/of
-(
met een (metalen) deurstop, althans met een (hard) voorwerp) op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
-
daarbij heeft geroepen: "Maak hem dood, maak hem dood" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks19 januari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen[aangever] heeft mishandeld door die [aangever]
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
-
op de grond te gooien/ten val te brengen
/te laten vallen, en
/of
- een nekklem aan te brengen, althans met kracht bij de hals/nek te grijpen en/of vast te houden en/of
- met kracht tegen de rug
, althans het lichaam,te schoppen/te trappen, en
/of
- (met een (metalen) deurstop, althans een (hard) voorwerp),in het gezicht
, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaamte slaan en
/ofte stompen, en/
of
- de
neus/mond dicht te houden
/dicht te knijpen,en
/of
-
(met kracht)aan het hoofdhaar te trekken
/mee te sleuren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op: