ECLI:NL:GHDHA:2019:291

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
22-003393-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en onttrekking aan het verkeer van valse geldbiljetten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 augustus 2018. De verdachte, geboren in 1985, was in eerste aanleg vrijgesproken van twee tenlastegelegde feiten en veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor een derde feit. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte, dat onbeperkt was ingesteld, niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg, op basis van artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De tenlastelegging in hoger beroep betrof diefstal van sieraden en geld uit een woning in Rotterdam op 31 maart 2017. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van vier maanden voor de verdachte. Het hof oordeelde echter dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit had begaan, en sprak de verdachte daarvan vrij.

Daarnaast werd er in beslag genomen valse geldbiljetten aangetroffen bij de verdachte. De rechtbank had geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk vals geld in voorraad had, maar het hof oordeelde dat het bezit van deze biljetten in strijd was met de wet en het algemeen belang. De in beslag genomen voorwerpen werden onttrokken aan het verkeer, terwijl andere voorwerpen, waarvan de voorwaarden voor onttrekking niet vervuld waren, aan de verdachte werden teruggegeven. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.W.M. Bijloos, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003393-18
Parketnummer: 10-700582-16
Datum uitspraak: 31 januari 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 augustus 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 17 januari 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
3.
hij op of omstreeks 31 maart 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit de woning aan de [x], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere sieraden en/of USD 400,00 en/of ponden en dirhams ter waarde van 100,00 euro en/of een sporttas en/of een creditcard van de PNC bank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en/of die weg te nemen goederen en/of dat weg te nemen geld onder hun/zijn bereik had(den) gebracht door het forceren en/of afbreken van de voordeur van genoemde woning.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Beslag

Onder de verdachte zijn hem toebehorende valse geldbiljetten (Euro) in beslag genomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte opzettelijk vals geld in voorraad heeft gehad en heeft de verdachte derhalve van het hem onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken.
Niettegenstaande de vrijspraak van het tenlastegelegde is het hof van oordeel dat uit het bestaan van de in beslag genomen valse geldbiljetten (Euro) het begaan zijn van een strafbaar feit volgt. Deze voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar een feit waarvan de verdachte blijkens het tenlastegelegde onder 1 werd verdacht en zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het betreft voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De in het dictum van dit arrest te vermelden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen derhalve te worden onttrokken aan het verkeer.
Wat betreft de inbeslaggenomen “313.00 STK Vals Geld HEAVENBANKNOTE Goednummer 5246408” zijn de voorwaarden voor onttrekking aan het verkeer blijkens het relaas op pagina 16/17 van het desbetreffende politieproces-verbaal niet vervuld. Nu voortzetting van de inbeslagname geen strafvorderlijk doel is gediend zal het hof bepalen dat deze worden teruggegeven aan de verdachte als degene onder wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.313.00 STK Vals Geld HEAVENBANKNOTE Goednummer 5246408.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de op 19 oktober 2016 onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
2.20.00 STK Vals Geld ONBEKEND 100 euro Goednummer 5246400.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. A.W.M. Bijloos,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 januari 2019.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.