Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 26 februari 2019
GRIEKS SPECIALITEITENRESTAURANT CORFU V.O.F.,
1. WINKELCENTRUM YPENBURG C.V.,
2. BEHEREND VENNOOT WINKELCENTRUM YPENBURG B.V.,
Het geding
Verdere boordeling van het hoger beroepHet tussenarrest van 26 april 2016
(1.1) Ypenburg heeft toerekenbaar het tussen partijen geldende branchebeschermingsbeding geschonden door aan Masa B.V. (hierna Masa) bedrijfsruimte te verhuren in het winkelcentrum Ypenburg, in welke bedrijfsruimte Masa van november 2011 tot aan de ontruiming in maart/ begin april 2014 [hof: in het arrest staat per abuis ‘februari’] een Turks restaurant, genaamd Tazè, (met onder meer shoarma en/of aanverwante grillproducten) heeft geëxploiteerd. Aldus heeft Ypenburg jegens Corfu wanprestatie gepleegd en is zij aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade.
(1.2) Ypenburg heeft terecht tegengeworpen dat slechts voor vergoeding in aanmerking komt de eventuele winstderving die het gevolg is van de verkoop door Masa van shoarma. Het gaat dan om de verkoop van shoarma en aanverwante grillproducten.
(1.3) De vordering van Corfu om Ypenburg te veroordelen in de werkelijke (proces)kosten zal worden afgewezen. De rechter hanteert hiervoor een forfaitair tarief.
(1.4) Ook de gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen.
Het tussenarrest van 10 januari 2017
“heeft Corfu als gevolg van het feit dat in het restaurant Tazè, dat in het winkelcentrum was gevestigd, shoarma en aanverwante grillproducten werden verkocht, winst gederfd en zo ja, hoeveel.”De vragen aan de deskundige
a. Hoeveel omzet heeft Corfu behaald met de verkoop van shoarma en aanverwantegrillproducten in de periode van 1 januari 2009 tot en met juni 2015, en hoe verhoudt
Het deskundigenbericht van 20 december 2017
(i) Uitgegaan wordt van de laatst verstrekte omzetgegevens, nu deze aansluiten bij de overgelegde jaarrekeningen 2009 t/m 2015 en de belastinggegevens.
(ii) Er is een daling van de omzet vanaf 2009/2010 en ook daarna. De omzetdaling vanaf november 2011 houdt geen verband met concernverhoudingen (de start van Olivia O’heem Zoetermeer).
(iii) De gederfde omzet wordt bepaald door het verschil tussen de redelijkerwijs te verwachten omzet en de daadwerkelijk gerealiseerde omzet. De te verwachten omzet in de schadeperiode (1 november 2011 tot en met maart 2014) wordt berekend door uit te gaan van het gemiddelde over de jaren 2009 en 2010 (hierna: de referentieomzet). Op dit gemiddelde wordt de index brancheomzet (voor de omzetontwikkeling) toegepast. De brancheomzet wordt echter niet volledig representatief geacht, nu eind 2015 de werkelijke omzet nog niet op het niveau van de verwachte omzet was. Daarom gaat de deskundige uit van een verwachte omzetontwikkeling op basis van het prijsindexcijfer consumptie CPI. Ook dan is nog steeds de werkelijke omzet 7% lager dan de verwachte omzet (in 2015). Dit verschil wordt kennelijk door iets anders veroorzaakt, zodat de referentieomzet met 7% wordt verminderd.
(iv) Corfu kan geen uitsplitsing geven van de omzet of inkoop ten aanzien van shoarma en/of specifieke grillproducten over de jaren 2009-2015. De redenering van Corfu waarom dit niet kan, acht de deskundige niet onaanvaardbaar. Dit betekent wél dat de deskundige niet kan nagaan of er bijvoorbeeld ook veel vis wordt verkocht en/of het aandeel vis in de inkoop is toegenomen in de schadejaren. Dit zou er op kunnen duiden dat het relatieve aandeel vlees is gedaald.
(v) De totaal door Corfu gederfde omzet over de periode 1 januari 2011 tot 1 april 2014 bedraagt
€ 148.143(tabel 12: 11/12: 56363, 12/13: 65846, 13/14: 25934, Totaal:148143). Er is geen vergissing in de cijfers gemaakt. Er is rekening gehouden met een na-ijleffect van € 10.147,--
“Ad a. (…) Corfu is inderdaad niet in staat gebleken deze cijfers aan te leveren. (…) Als deskundige bevestig ik dat de gevraagde specificatie in het algemeen ook niet tot de informatie behoort die op besturingsniveau van een klein restaurant wordt bijgehouden.
Corfu had wel inzage kunnen geven in de ontwikkeling van de inkoop van het vlees dat normaal gesproken wordt gebruikt voor shoarma en aanverwante producten. Schattenderwijs kan een bedrag worden vastgesteld maar daartoe heeft Corfu zich niet laten verleiden.(…)Ad b: (…) Uit dit kostenoverzicht blijkt geen noemenswaardige kostenbesparing.(…)Ad c: De omzet in totaal is afgenomen. Welk aandeel de shoarma en aanverwante grillproducten daarvan uitmaakt is niet bekend.Ad d: Van een daling van kosten is nauwelijks sprake. (….)Ad e: Dit verband is niet aan te geven nu informatie daarover ontbreekt.Ad f: Voor zover marktontwikkelingen van invloed zijn geweest is het brancheomzet indexcijfer voor de horeca 56101 en 56102 in acht genomen.Ad g: De vragen spitsen zich toe op shoarma en aanverwante grillproducten. Dat deze informatie nietgemakkelijk aan de administratie valt te ontlenen kan een vraag over de mogelijke invloed van de concurrentie aan de orde zijn. Kennelijk onderscheidt Tazè zich uit hoofde van de verkoop van shoarma en aanverwante grillproducten. De aantrekkingskracht daarvan kan dermate groot zijn dat Tazè als restaurant voor een aantal klanten de voorkeur verdient boven een bezoek aan Corfu. Zo zou de vraag kunnen luiden: Welk gedeelte van de gederfde omzet is toe te rekenen aan de uitstraling van Tazè dat zij specialist is op het gebied van shoarma en aanverwante grillproducten? Het antwoord daarop is niet eenvoudig te geven. Er kunnen meerdere redenen zijn waarom bij de vestiging van een naastgelegen restaurant klanten hun keuze daarop laten vallen. Variatie in de restaurantkeuze, prijs, service, sfeer, persoonlijke voorkeur en dus ook kan het assortiment een rol spelen. Gezien de omzetdaling bij Corfu hebben al deze facetten een rol gespeeld bij de keuze van de klant tussen Tazè en Corfu. Corfu zelf wijst daar de gehele omzetdaling aan toe. De deskundige acht dit aanvaardbaar en verwijst verder naar zijn overwegingen bij de berekening van de gederfde omzet.Ad h: (….) Nu bovenstaande vragen zijn beantwoord blijkt het niet mogelijk om de schade uit hoofde van de gederfde omzet als gevolg van de gemiste omzet shoarma en aanverwante grillproducten vast te stellen.”
De inkomensschadeheeft de deskundige vervolgens berekend op
€ 101.478,--(68,5% van de gederfde omzet van € 148.143,--).
De vordering van Corfu, zoals vermeerderd bij conclusie na deskundigenbericht
a) haar schade in de vorm van winstderving ten bedrage van € 135.000,--, althans € 101.478,--, met wettelijke rente vanaf 11 augustus 2010, althans vanaf de dag van de inleidende dagvaarding;
b) vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.125,-- met wettelijke rente vanaf de inleidende dagvaarding;
c) accountantskosten van de accountant van Corfu wegens werkzaamheden ter onderbouwing van haar schade ten bedrage van € 9.188,-- met wettelijke rente vanaf 13 maart 2018;
d) de proceskosten.
Beoordeling van de schadevordering (a) wegens omzetverlies
die het gevolg is van de verkoop door Tazè van shoarma en aanverwante grillproducten(zoals ook expliciet genoemd in het branchebeschermingsbeding). Het hof blijft bij dit oordeel en verwerpt het andersluidende betoog van Corfu, in lijn met het deskundigenbericht. Het branchebeschermingsbeding gaat immers niet zover dat Corfu elke horecazaak uit het winkelcentrum kan weren. Een restaurant in een andere branche dan dat van Corfu (zonder shoarma en aanverwante grillproducten) kan niet worden geweerd, althans er is geen aanwijzing dat het branchebeschermingsbeding zover reikt. Een dergelijke horecaonderneming zou (ook) concurrentie hebben kunnen opleveren zonder dat Ypenburg hierop had kunnen worden aangesproken.
De omzetdaling bij Corfu kan, zoals ook de deskundige aangeeft, immers door meer factoren zijn veroorzaakt, hetgeen juist de inzet is van dit geschil omtrent de schadeomvang. Het gaat dan niet aan om niet deugdelijk onderbouwde opinies over het specialisme van Tazè mee te wegen.
Daarnaast kan het hof de ogen niet sluiten voor de al eerder ingezette omzetdaling bij Corfu en de ook nog geruime tijd daarna (met inachtneming van het na-ijleffect) nog bestaande situatie waarbij Corfu blijvend beneden de gemiddelde brancheomzet is gebleven. Verminderde vaste kosten, zoals beschreven in r.o. 13 zullen door het hof bij de schatting niet in aanmerking worden genomen. Wel zal het hof verminderde vleesinkopen in haar schatting meewegen, zij het in beperkte mate, mede gelet op de opmerking van het hof over de benarde situatie waarin Corfu door toedoen van Ypenburg is komen te verkeren. De genoemde bakker […] zal buiten beschouwing worden gelaten, nu dit aspect al eerder is afgehandeld.
(i) dat de deskundige in beginsel de totale omzetderving van Corfu heeft kunnen onderbouwen maar dat de gemiste omzet door de verkoop van shoarma en grillproducten door Tazè niet nauwkeurig kan worden vastgesteld,
(ii) dat het door de deskundige gehanteerde percentage van 68,5 % van de omzet ter bepaling van de bruto-winst door partijen niet wordt betwist en correspondeert met het gemiddelde in de referentiejaren (zie bij deskundigenbericht gevoegde cijfers uit de winst- en verliesrekening),
(iii) dat daarnaast de vaste lasten bij de schatting (van de netto-winst) niet in mindering zullen worden gebracht,
(iv) dat verminderde vleesinkopen zullen worden geschat en in mindering zullen worden gebracht,
(v) dat de totale omzet van Corfu vóór de schadeperiode was gedaald ten opzichte van daarvóór en dat deze ná de schadeperiode lager was dan op basis van de brancheontwikkeling mocht worden verwacht,
(vi) dat in het geval dat de schadevergoeding is onderworpen aan de heffing van BTW, Ypenburg de over de schadevergoeding verschuldigde BTW moet betalen.
(vii) Tot slot weegt het hof mee dat Corfu door de wanprestatie van Ypenburg in de lastige bewijssituatie is gebracht. In zoverre zal het hof dit bij de schatting ten gunste van Corfu laten wegen.
Beoordeling van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 2.125,--
Slotsom
Beslissing
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 9 april 2014, en
- veroordeelt Ypenburg tot betaling aan Corfu van een bedrag van € 50.000,--, vermeerderd met eventueel verschuldigde BTW, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding (24 september 2013);
- veroordeelt Ypenburg tot betaling aan Corfu van een bedrag van € 2.125,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der inleidende dagvaarding;
- veroordeelt Ypenburg tot betaling aan Corfu van een bedrag van € 4.594,-- aan accountantskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 maart 2018.
- veroordeelt Ypenburg in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Corfu tot op 9 april 2014 begroot op € 980,-- aan verschotten (kosten uitbrengen inleidende dagvaarding en griffierecht) en € 1.750,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt Ypenburg in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Corfu tot op heden begroot op € 85,36 aan kosten uitbrengen appeldagvaarding,
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
P. van der Kolk-Nunes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.