ECLI:NL:GHDHA:2019:2844
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.N. Labohm
- A.H.N. Stollenwerck
- A.A.F. Donders
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap met betrekking tot vermogensbestanddelen en schulden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag inzake de echtscheiding en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De man en de vrouw zijn op 19 april 1984 in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen getrouwd. De rechtbank had op 14 februari 2018 een vonnis gewezen waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld. De man heeft in hoger beroep zes grieven geformuleerd, onder andere met betrekking tot de verdeling van de activa en passiva, de waarde van de inventaris van zijn eenmanszaak, en de toerekening van schulden aan derden.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in verband met de verkoop van een woning in Turkije een bedrag van € 13.873 aan de vrouw verschuldigd is. Daarnaast is er discussie over de schulden aan de ING bank en de waarde van de inventaris van de eenmanszaak van de man. Het hof oordeelt dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de gemeenschapsschuld aan een derde en dat de rechtbank terecht de waarde van de inventaris heeft vastgesteld. De man heeft ook geen deugdelijke onderbouwing gegeven voor zijn vordering met betrekking tot regionale belastingen en de bijdrage aan het levensonderhoud van hun zoon.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof het bestreden vonnis van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het arrest is uitgesproken op 10 september 2019.