5.9wijst het meer of anders gevorderde af.
Vordering man in hoger beroep
3. De man vordert dat het dit hof moge behagen te vernietigen het bestreden vonnis, voor zover aan het hof voorgelegd, en opnieuw rechtdoende, onder verbetering van rechtsgronden, bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad alsnog:
I alle vorderingen van de vrouw af te wijzen;
II de vrouw alsnog te veroordelen om:
A
(goederenrechtelijke effectuering toedeling woning)
1. de op 12 juli 2011 gesloten vaststellingsovereenkomst na te komen door het, op haar kosten en zonder dat dit aanleiding geeft tot enige verrekening met de man c.q. tot enig herfinancieren door de man, verrichten van alle (rechts)handelingen die noodzakelijk zijn om de toedeling van de woning [volgt adres] goederenrechtelijk te effectueren met ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid voor de man, een en ander zoals in het lichaam van de dagvaarding in eerste aanleg sub 38 vermeld, zulks binnen 90 dagen na het te dezen te wijzen arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat zij na gemelde termijn in gebreke blijft met het verrichten van één of meer daartoe noodzakelijke (rechts)handelingen; en
(Verkoop en levering woning)
2. binnen 30 dagen nadat duidelijk mocht worden dat de vrouw aan het onder II.A.1 gevorderde niet kan of niet wil voldoen c.q. na het verstrijken van de aan de onder II.A.1 gemelde vordering verbonden termijn van 90 dagen, alle benodigde (rechts)handelingen te verrichten om tot verkoop en levering van de woning aan een derde te komen, al dan niet ter nakoming van de op 12 juli 2011 gesloten vaststellingsovereenkomst, een en ander zoals in het lichaam van de dagvaarding in eerste aanleg sub 47 vermeld, zulks op haar kosten en zonder dat dit aanleiding geeft tot enige verrekening met de man c.q. enig herfinancieren door de man en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat de vrouw na gemelde termijn van 30 dagen in gebreke blijft met het verrichten van één of meer daartoe noodzakelijke (rechts)handelingen; en
B.
(machtiging tegeldemaking woning)
1. de man ex artikel 3:174 BW te machtigen tot tegeldemaking van de woning, waaronder in het bijzonder machtiging tot het uitvoeren van de (rechts)handelingen zoals in het lichaam van de dagvaarding in eerste aanleg sub 47 en sub 53 gemeld, zodra 120 dagen zijn verstreken na het te dezen te wijzen arrest en de vrouw met één of meer van de hiervoor sub II.A.1 en/of sub II.A.2 gevorderde zaken in gebreke is gebleven. Een en ander op kosten van de vrouw en zonder dat dit aanleiding geeft tot enige verrekening met de man c.q. tot enig herfinancieren door de man;
(dwangsom beletten tegeldemaking)
2. indien en voor zover de man ex artikel 3:174 BW wordt gemachtigd tot tegeldemaking van de woning, de vrouw te veroordelen om de eventuele onderwaarde tijdig zelfstandig te herfinancieren en zich te onthouden van alle mogelijke (rechts)handelingen die alsdan de tegeldemaking van de woning (feitelijk) verhinderen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat niet (tijdige) herfinanciering de tegeldemaking onmogelijk maakt of vertraagt c.q. dat de betreffende (feitelijke) verhindering voortduurt;
met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit hoger beroep.
4. De vrouw voert verweer en vordert dat het dit hof behage bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het appel van de man te verwerpen, met veroordeling van de man in de proceskosten in eerste aanleg en in appel.
Enige relevantie informatie
5. Partijen zijn [in] 1996 te [plaatsnaam] , met elkaar gehuwd.
6. Op 8 november 2010 is bij beschikking van de rechtbank Den Haag de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De rechtbank heeft in deze beschikking bepaald dat het huwelijksvermogensregime van partijen wordt beheerst door het Nederlandse recht. Partijen zijn in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
7. Het huwelijk van partijen is op 28 februari 2011 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
8. Op 12 juli 2011 heeft bij de rechtbank een mondelinge behandeling plaatsgevonden in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Bij gelegenheid daarvan is een overeenkomst tussen partijen gesloten, in aanwezigheid van hun beider advocaten (hierna: de overeenkomst).
9. Bij beschikking van 19 juli 2011 heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vastgesteld overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de door partijen ondertekende overeenkomst d.d. 12 juli 2011, waarvan een fotokopie aan de beschikking is gehecht en de inhoud als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd.
10. Partijen hebben vervolgens getracht de overeenkomst in onderling overleg af te wikkelen.
11. De kern van het geschil tussen partijen is of de man mede draagplichtig is voor de onderwaarde van de voormalige echtelijke woning gelegen aan de [volgt adres] (hierna: de woning) op 12 juli 2011. Partijen geven ieder een andere uitleg aan hetgeen zij met betrekking tot deze woning hebben afgesproken in de door hen op 12 juli 2011 gesloten overeenkomst. Kort gezegd komt het erop neer dat de man van mening is dat bij die overeenkomst de woning aan de vrouw is toegedeeld en partijen voorts zijn overeengekomen dat de vrouw de op de woning rustende hypothecaire geldlening (hierna: de hypotheek) en de gehele onderwaarde voor haar rekening neemt. De vrouw is van mening dat op haar ingevolge die overeenkomst slechts een inspanningsverplichting rust om de woning aan haar toebedeeld te krijgen met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheek, waarbij de man de helft van de onderwaarde voor zijn rekening dient te nemen.
12. De vaststellingsovereenkomst luidt als volgt:
“Vaststellingsovereenkomst d.d. 12 juli 2011
.....
Partijen komen ter beëindiging van hun geschil het volgende overeen:
1. De echtelijke woning aan de [volgt adres] zal worden toebedeeld aan de vrouw voor een waarde van € 390.000,-- onder de verplichting de daaraan gekoppelde hypothecaire geldleningen bij de [volgt naam] (het hof begrijpt: [volgt naam] met een totaalbedrag van € 450.000,- over te nemen onder ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man.
2. De woning aan [adres woning twee] zal worden verkocht voor een bedrag van € 210.000,--. De op die woning rustende hypotheek ad € 215.000,-- zal met de verkoopopbrengst goeddeels worden afgelost. Het restant van de eerste hypotheek en de € 20.000,-- van de tweede hypotheek is een schuld die tussen partijen bij helfte dient te worden gedeeld.
3. De man krijgt van de inboedel nog de muntencollectie, de zilveren kameel voor zover nog aanwezig, de alarminstallatie, het dartbord en de droger, zonder verdere verrekening.
4. Met betrekking tot de paspoorten van de kinderen is afgesproken dat ze vooralsnog een week voor de afgesproken vakantie aan de man zullen worden overhandigd tenzij de vrouw dan zelf nog op vakantie is. De man geeft de paspoorten na de vakantie weer terug aan de vrouw. Over de verdere regeling met betrekking tot de paspoorten zal bij mediation nader worden overlegd.
5. De verzekering REAAL zal worden toebedeeld aan de vrouw tegen de afkoop waarde per 1 juli 2009, onder verrekening van de helft van de waarde.
6. De lijfrente bij AEGON zal worden toebedeeld aan de vrouw tegen de afkoopwaarde € 3.930,46, verminderd met de fiscale heffingen, zulks onder verrekening van de helft van de waarde.
7. De effectenrekening zal worden toebedeeld aan de vrouw tegen de waarde per 12 juli 2011, onder verrekening van de helft van de waarde. De vrouw is gehouden de man ter zake een overzicht te doen toekomen.
8. De belastingaanslag 2007 IB zal geheel worden voldaan door de man onder verrekening van de helft van die schuld.
9. De vrouw behoudt de teruggave IB januari 2009 tot juli 2009 volledig, onder verrekening van de helft daarvan.
10. De man is gehouden inzage te verstrekken in de belasting IB gegevens van zijn moeder ten aanzien van de teruggave januari 2009 tot en met juni 2009. Indien mocht blijken dat sprake is geweest van een teruggave, kan de vrouw aanspraak maken op de helft daarvan.
11. De man zal het restant van de Fortis persoonlijke lening als eigen schuld voor zijn rekening nemen onder verrekening van de helft van die schuld. De man is gehouden de waarde van die schuld per 12 juli 2011 aan de vrouw op te geven.
Nadat voormelde regelingen ten uitvoer zijn gelegd, hebben partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen en zij verlenen elkaar ter zake reeds nu voor alsdan over en weer finale kwijting.
Partijen dragen ieder de eigen proceskosten.
Partijen verzoeken de aanhechting van deze overeenkomst aan de beschikking.”.
13. Anders dan de man, is het hof van oordeel dat er in casu geen sprake is van een vaststellingsovereenkomst. Van een vaststellingsovereenkomst is slechts sprake indien partijen met die overeenkomst een einde willen maken aan een rechtens onzekere situatie. Naar het oordeel van het hof is daarvan in het onderhavige geval geen sprake, aangezien de overeenkomst betrekking heeft op de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap van partijen. Het enkele feit dat boven de overeenkomst het woord ‘vaststellingsovereenkomst’ is geplaatst, maakt niet dat de overeenkomst daarmee het karakter van een vaststellingsovereenkomst heeft.
14. In het onderhavige geval gaat het over de uitleg van de hiervoor geciteerde overeenkomst, waarbij beide partijen een verschillende uitleg geven aan hetgeen schriftelijk is vastgelegd. Conform de rechtspraak van de Hoge Raad dient het hof overeenkomstig de Haviltex-maatstaf de visies uit te leggen die partijen geven met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van hun overeenkomst (Hoge Raad 13 november 2015, HR:2015:3303). In het Haviltex-arrest (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635) heeft de Hoge Raad met betrekking tot de uitleg van overeenkomsten als volgt overwogen. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over een weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
15. Bij de uitleg van de onderhavige overeenkomst is de subjectieve wil van beide partijen van belang. In casu is niet van toepassing de geobjectiveerde uitleg van Lundiform/Mexx (HR:2013:BY8101), nu er sprake is van een overeenkomst tussen twee natuurlijke personen. Wel speelt de redelijkheid en billijkheid tussen ex-echtgenoten een belangrijke rol bij de uitleg van hetgeen partijen met elkaar zijn overeengekomen.
16. Uit de overgelegde stukken volgt dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst op 22 juli 2011 ieder zijn bijgestaan door een ervaren advocaat. De kennis van de advocaten kan naar het oordeel van het hof mede worden toegerekend aan partijen. Partijen en hun advocaten hebben tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op de gang overleg gevoerd. Hetgeen is overeengekomen is vastgelegd tijdens de zitting in aanwezigheid van partijen en hun advocaten. Bovendien is de overeenkomst door beide partijen ten overstaan van de rechter ondertekend.
17. Gezien de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst acht het hof de visie die de man geeft met betrekking tot de voorwaarden waaronder de voorwaarden waaronder de woning aan de vrouw is toegedeeld aannemelijk. De uitleg die de man geeft aan punt 1 van de overeenkomst is dat de onderwaarde met betrekking tot de woning voor rekening van de vrouw komt. Het hof begrijpt uit het betoog van de man dat er slechts sprake was van een papieren onderwaarde, het hof verwijst naar randnummer 87 van de memorie van grieven en de pleitnota nummers 36 ev.. Het hof is met de man van oordeel dat op het moment van toedeling van de woning aan de vrouw een mogelijke onderwaarde/verlies feitelijk niet is gerealiseerd. Het negatieve saldo heeft als het ware een voorlopig karakter. Het is een algemeen bekend gegeven dat de waarde van huizen fluctueert. De uitleg die de man geeft aan punt 1 van de overeenkomst - mede bezien alle overige feiten en omstandigheden in het kader van de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap - is alleszins begrijpelijk en aannemelijk. Uit punt 2 van de overeenkomst volgt dat partijen een tekort met betrekking tot de verkoop van een andere woning, te weten die aan de [adres woning twee] , gelijk zouden dragen. Deze woning werd namelijk verkocht aan een derde en niet toegedeeld aan een van de partijen.
19. De uitleg die de vrouw aan de overeenkomst geeft, onder meer inhoudende dat er tussen partijen geen definitieve regeling tot stand is gekomen, acht het hof in het licht van het vorenstaande niet aannemelijk. Zoals hiervoor reeds overwogen, zijn beide partijen bij het tot stand komen van de overeenkomst bijgestaan door een advocaat en uit de gehele regeling volgt dat partijen een definitief einde hebben willen maken aan de geschilpunten met betrekking tot de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap. Een financieringsvoorbehoud ontbreekt in de overeenkomst, hetgeen voor rekening en risico van de vrouw komt. Ten overvloede wijst het hof er op dat uit de processtukken volgt dat de vrouw de volledige financiering van de woning reeds had geregeld. Zo beschikte zij in maart 2011 al over een definitieve hypotheekofferte bij Obvion voor een bedrag van € 450.000,- en een acceptatieverklaring van juli 2011 (productie 43 bij de memorie van grieven). Het vorenstaande impliceert dus eveneens dat de vrouw ervoor kon zorgdragen dat de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid kon worden ontslagen. De rechtsvraag die thans resteert is of er door de vrouw feiten en omstandigheden zijn gesteld die rechtvaardigen dat de man op basis van de redelijkheid en billijkheid geen nakoming kan vorderen van de hiervoor vermelde overeenkomst. In dat kader is door de vrouw slechts aangevoerd dat zij haar herfinanciering van de woning niet rond kreeg omdat zij met betrekking tot andere schulden die de man in het kader van de verdeling voor zijn rekening nam niet uit haar hoofdelijke verplichting kon worden ontslagen. Het vorenstaande is door de man betwist. Het hof is van oordeel dat de vrouw met betrekking tot hetgeen zij heeft gesteld niet heeft voldaan aan haar stelplicht, aangezien het hof niet kan vaststellen of de vrouw als gevolg van een handelen of niet handelen van de man haar herfinanciering niet rond kreeg. Het overige dat de vrouw heeft gesteld met betrekking tot de financiering acht het hof rechtens niet relevant en komt voor haar rekening en risico, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
20. De man heeft nog een grief gericht tegen het feit dat hij in het bestreden vonnis is veroordeeld tot het meewerken aan de verkoop van de woning. Gezien hetgeen partijen met elkaar in voornoemde overeenkomst van 12 juli 2011 zijn overeengekomen treft deze grief van de man doel. Op basis van deze overeenkomst dient de man zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van zijn aandeel in de woning/het onroerend goed aan de vrouw middels een notariële akte. De man is daartoe steeds bereid geweest. Na de toedeling van het aandeel van de man middels een notariële akte kan de vrouw datgene doen met het onroerend goed wat haar behaagt, waaronder dus de verkoop van de woning aan een derde.
21. De overige grieven behoeven geen (afzonderlijke) bespreking meer, nu dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
22. Uit het vorenstaande volgt dat het appel van de man doel treft, hetgeen impliceert dat hij nakoming kan vorderen van hetgeen in de overeenkomst in lid 1 is vastgesteld.
23. Het hof gaat er van uit dat de vrouw uitvoering aan deze nakoming zal geven, zodat het hof geen aanleiding ziet om een dwangsom te bepalen noch hetgeen door de man onder II.A.2 en II.B.1 en II.B.2 is gevorderd, wat daar verder ook van zij, toe te wijzen.
24. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve voor wat betreft hetgeen is bepaald onder 5.1, 5.2, 5.6, 5.8 en 5.9 van het dictum.
25. Het hof zal, nu partijen gewezen echtgenoten zijn, de proceskosten zowel van de procedure in eerste aanleg als die van het hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
26. Derhalve wordt als volgt beslist.