ECLI:NL:GHDHA:2019:2694

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
200.229.295/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep met advies van de raad voor de kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 september 2019 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor een minderjarige. De zaak betreft een verzoek van de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.Th.L. Ubaghs, tegen de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.A. Nijssen. Het hof heeft de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden, ingeschakeld om advies te geven over de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige, geboren in 2014. De raad heeft geadviseerd om de ouders te verwijzen naar het traject 'Kinderen uit de Knel' om de zorgregeling te verbeteren en een overnachting bij de vader mogelijk te maken na drie sessies. Het hof heeft besloten om de huidige zorgregeling voorlopig te handhaven, waarbij de minderjarige eenmaal in de veertien dagen bij de vader verblijft van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur, en heeft verdere beslissingen aangehouden tot het verloop van het traject. De moeder heeft kanttekeningen geplaatst bij het advies van de raad en verzoekt om een eindbeschikking, terwijl de vader het belang van het traject onderstreept maar teleurgesteld is over de vertraging in de uitbreiding van het contact met de minderjarige. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om het advies van de raad te volgen en de ouders te ondersteunen in hun samenwerking.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.229.295/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 16-2368
zaaknummer rechtbank : C/09/508072
beschikking van de meervoudige kamer van 25 september 2019
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I.Th.L. Ubaghs te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.J.A. Nijssen te Leiden.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio haaglanden,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in hoger beroep naar zijn tussenbeschikking van 5 december 2018, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
1.2
Bij die beschikking heeft het hof aan de raad verzocht met spoed een nader onderzoek in te stellen naar de vraag welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) van de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige) in het belang van de minderjarige dient te worden vastgesteld en het hof daarover te adviseren. Verder is de raad verzocht het onderzoek uit te breiden naar een beschermingsonderzoek met betrekking tot de minderjarige indien de raad daartoe aanleiding ziet. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling is aangehouden.
1.3
Op 24 april 2019 is het rapport van de raad van 18 april 2019 bij het hof ingekomen.
1.4
Bij e-mailbericht van 13 mei 2019 heeft het hof het raadsrapport aan partijen gezonden en partijen in de gelegenheid gesteld zich over het rapport uit te laten.
1.5
Het hof heeft daarop van partijen het volgende ontvangen:
van de zijde van de vader
 op 7 juni 2019 een faxbericht van diezelfde datum, met bijbehorend journaalbericht, op 11 juni 2019 ingekomen als gewone brief;
van de zijde van de moeder
 op 11 juni 2019 een faxbericht van diezelfde datum, met bijbehorend journaalbericht.
1.6
Het hof acht zich op grond van het huidige dossier voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen. Het hof zal de reacties van de moeder en de vader als opgenomen in de hiervoor genoemde ingekomen stukken bij de beoordeling betrekken.

2.Advies van de raad en reacties van partijen

2.1
Het advies van de raad in genoemd raadsrapport komt in de kern neer op doorverwijzing van partijen naar het traject Kinderen uit de Knel, om daarmee toe te werken naar een overnachting van de minderjarige in het weekend bij de vader. De raad onderbouwt dit advies als volgt. Voor een evenwichtige identiteitsontwikkeling bij kinderen is het belangrijk dat zij contact hebben met degenen van wie zij afstammen. Het is daarom in het belang van de minderjarige dat hij een band opbouwt met beide ouders. De minderjarige heeft regelmatig contact met de vader, maar het is belangrijk dat hij de band die hij met de vader heeft kan verdiepen door meer tijd met de vader door te brengen. Die gelegenheid krijgt hij als hij meerdere dagen achtereen door de vader wordt verzorgd. Verder is het belangrijk dat de minderjarige ervaart veilig te zijn in het contact met beide ouders. De ernstig verstoorde verstandhouding tussen de ouders is gelet daarop een zorg, omdat de minderjarige daardoor het gevoel kan krijgen dat hij een deel van zichzelf moet ontkennen. Hij stamt immers voor de helft van de moeder af en voor de helft van de vader. Het is in het belang van de minderjarige dat partijen hun gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen en aan hun verstandhouding gaan werken en als ouders leren communiceren en afstemmen, zodat de minderjarige bij de moeder en de vader niet in twee verschillende werelden hoeft te leven en niet het gevoel krijgt dat hij tussen zijn moeder en zijn vader moet kiezen. Hij moet juist het gevoel krijgen dat hij van de ene ouder bij de andere ouder mag zijn en andersom. De raad heeft in de opvoedomgeving bij de vader geen factoren gevonden die maken dat de minderjarige niet veilig bij de vader zou zijn of die ertoe zouden kunnen leiden dat de minderjarige bij de vader in zijn ontwikkeling wordt geschaad. Vanuit de hulpverlening zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder ook geen zorgen naar voren gekomen. De raad is van mening dat contact inclusief een overnachting bij de vader in het belang van de minderjarige is. Omdat er bij partijen sprake is van onverwerkt leed en onbegrip naar elkaar, onder meer omdat beiden een andere visie hebben op hoe hun relatie is verlopen, is het belangrijk dat de uitbreiding van de opvoedtaken van de vader gefaseerd plaatsvindt en zorgvuldig wordt begeleid. Daarbij moet er aandacht zijn voor de zorgen die de moeder heeft. Het traject Kinderen uit de Knel biedt voldoende expertise om de vader en de moeder te kunnen ondersteunen bij het toewerken naar een overnachting van de minderjarige in het weekend bij de vader. Uit het onderzoek van de raad is niet gebleken dat de bestaande spanningen tussen de ouders een dusdanig negatieve invloed op de minderjarige hebben dat zijn ontwikkeling daardoor wordt geschaad. De raad is zich ervan bewust dat een traject bij Kinderen uit de Knel voor de moeder, de vader en de minderjarige extra spanningen zal geven. De behandelend psycholoog van de moeder heeft de raad bericht dat de moeder het hulpverleningstraject aan zal kunnen. De raad vindt het van belang dat de moeder gedurende het traject het contact met haar psycholoog hervat, zodat zij geholpen kan worden bij het hanteren van eventueel oplopende spanningen. Indien blijkt dat de minderjarige meer ondersteuning nodig heeft, kan voor hem ondersteunende speltherapie of PsychoMotorische Therapie worden ingezet. De raad realiseert zich tevens dat de situatie complex is. Desondanks heeft de raad het vertrouwen dat het traject Kinderen uit de Knel aan de moeder, in combinatie met de ondersteuning van haar psycholoog, de vader en de minderjarige een zodanige voorlichting en begeleiding kan bieden, dat het de ouders zal lukken het traject in het belang van de minderjarige vol te houden. De verwachting van de raad is dat partijen binnen drie sessies van meergenoemd traject tot een goede afstemming over een overnachting eens in de veertien dagen van de minderjarige bij de vader zullen komen. De raad meent dat binnen het traject vervolgens zou kunnen worden toegewerkt naar een verdere uitbreiding met onbelast verblijf van de minderjarige bij de vader op één dag in de week, met uiteindelijk eveneens een doordweekse overnachting. Indien het traject Kinderen uit de Knel niet oplevert wat in het belang van de minderjarige wordt geacht, kan een melding vanuit het traject bij de gemeente (Jeugdbeschermingstafel) worden overwogen. De raad ziet vooralsnog geen redenen voor een ondertoezichtstelling van de minderjarige, omdat ouders beiden meewerken met de hulpverlening en het belang van de minderjarige voor beiden het uitgangspunt is.
Concluderend adviseert de raad het hof om de huidige, door het hof bij beschikking van 7 februari 2018 voorlopig vastgestelde zorgregeling (inhoudende dat de minderjarige bij de vader verblijft eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 10:00 uur tot 17:00 uur en aansluitend (dus zonder overnachting) op zondag van 10:00 uur tot 17:00 uur) te handhaven, met vanaf drie sessies bij het traject Kinderen uit de Knel een uitbreiding naar eenmaal in de veertien dagen een overnachting van de minderjarige bij de vader, zodat de minderjarige dan aldus eenmaal in de veertien dagen bij de vader verblijft van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur. De raad adviseert het hof het verzoek van de vader voor het overige aan te houden voor de duur van zes maanden, in afwachting van het verloop van het traject Kinderen uit de Knel, waarover partijen het hof te zijner tijd zelf kunnen informeren.
2.2
De moeder sluit zich aan bij het advies van de raad om de ouders te verwijzen naar het traject Kinderen uit de Knel. De moeder plaatst wel aan aantal kanttekeningen bij het advies van de raad en de onderbouwing daarvan. Ten aanzien van de overnachtingen van de minderjarige bij de vader voert de moeder aan dat zal moeten blijken of daarmee na drie sessies gestart kan worden. Zij vindt dat het aan de via het traject betrokken professionals moet worden overgelaten om te beoordelen of het verantwoord is om de minderjarige bij de vader te laten overnachten. Die professionals maken immers naast de ouders ook de minderjarige van dichtbij mee, zodat zij het best in staat zijn om dat te beoordelen. De door de raad uiteindelijk beoogde uitbreiding naar een verblijf van de minderjarige bij de vader van één dag in de week met overnachting is geen onderdeel van het daadwerkelijke raadsbesluit. Die beoogde uitbreiding wordt door de raad ook niet nader onderbouwd. Er is door de raad geen onderzoek gedaan naar de belastbaarheid van de minderjarige bij uitbreiding van de zorgregeling. Signalen over gedragswisselingen van de minderjarige zijn niet uitgediept. De moeder koppelt die gedragswisselingen aan de contactmomenten van de minderjarige met de vader. De raad heeft daarnaast geen onderzoek verricht naar de huidige psychische gesteldheid van de vader en naar de opvoedsituatie bij de vader. Het is dan ook onduidelijk waar de raad het positieve oordeel over de opvoedomgeving bij de vader op baseert. De vraag is of wel voldoende zekerheid is verkregen over het welzijn van de minderjarige bij uitbreiding van de zorgregeling. De moeder verzoekt het hof in afwijking van het advies van de raad een eindbeschikking over de zorgregeling te geven, inhoudende dat onder genoemde begeleiding een tweewekelijkse overnachting in het weekend bij de vader tot stand zal komen, mits daartegen vanuit de begeleiding van het traject Kinderen uit de Knel geen bezwaren naar voren komen. Door een eindbeslissing kan worden bereikt dat voor de moeder een langere periode van stabiliteit en zekerheid aanbreekt, die zij nodig heeft voor het kunnen voltooien van haar behandeling voor onverwerkte trauma’s. Aanhouding van de behandeling kan bovendien negatieve druk leggen op een traject dat toch al precair is. Verwacht mag worden dat partijen gedurende het traject meer aandacht hebben voor verwerking van het verleden en verbetering van hun onderlinge verhoudingen als de zorgregeling niet meer ter discussie staat. Moeder wenst een einde aan het proces.
2.3
Voor de vader staat vast dat het traject Kinderen uit de Knel een zeer zinvol middel is om de verstandhouding tussen partijen enigszins te herstellen. De daarmee geboden kans om te werken aan een stabiele toekomst voor de minderjarige grijpt hij met beide handen aan. Desondanks is hij teleurgesteld in het rapport en het advies van de raad. De grootste teleurstelling voor hem is dat met verwijzing naar het traject Kinderen uit de Knel het herstel van het contact tussen de vader en de minderjarige opnieuw vooruit geschoven wordt. De minderjarige is daarvan de dupe, aldus de vader, omdat het contact dat de minderjarige met hem heeft zeer minimaal is. In het rapport van de raad wordt bevestigd dat er geen contra-indicaties zijn voor een overnachting van de minderjarige bij de vader. Volgens de vader is duidelijk dat aan alle voorwaarden voor herstel van de in de bestreden beschikking vastgelegde zorgregeling is voldaan. Die zorgregeling kan dan ook onafhankelijk van het traject Kinderen uit de Knel weer van kracht worden. Daarnaast wenst de vader dat op zeer korte termijn de minderjarige ook in het weekend dat hij bij de vader is kan blijven overnachten. Voor de verdere groei naar een gelijkwaardige zorgregeling ziet de vader Kinderen uit de Knel als het aangewezen traject. Voor het geval het hof anders mocht beslissen, verzoekt de vader het hof in de te wijzen beschikking expliciet op te nemen dat de minderjarige in ieder geval na drie sessies bij het traject Kinderen uit de Knel in het omgangsweekend eenmaal in de veertien dagen bij de vader zal overnachten.

3.De verdere motivering van de beslissing

3.1
Het hof heeft ten aanzien van de zorgregeling een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Bij het onderzoek door de raad is gebleken dat ook voor de moeder en de vader het belang van de minderjarige voorop staat. Zij verschillen echter van mening en inzicht over welke (opbouw van de) zorgregeling in het belang van de minderjarige is. Uit het rapport en de reacties daarop van partijen leidt het hof af dat de vader het contact met de minderjarige het liefst zo snel mogelijk wil uitbreiden, om recht te doen aan hun onderlinge band. De moeder acht een behoedzamer uitbreiding van het contact tussen de vader en de minderjarige in het belang van de minderjarige, en tevens in het belang van zichzelf, om aan traumaverwerking toe te kunnen komen, wat ook weer in het belang van de minderjarige is. Daarbij komt de ernstig verstoorde verhouding tussen partijen en het wantrouwen jegens elkaar steeds terug. Naar het oordeel van het hof heeft de raad zorgvuldig onderzoek gedaan, door de belanghebbenden ruimschoots in het onderzoek te betrekken, met partijen afspraken te maken over de te benaderen professionele informanten en bij hen recente informatie in te winnen en door informatie in te winnen over het behandeltraject dat de vader bij De Waag heeft afgerond. De raad heeft daarnaast ruimschoots oog getoond voor de zorgen van partijen, alsook met het belang van de moeder bij voortgang van haar eigen behandeltraject. In het advies is met dit alles rekening gehouden. Alles afwegende concludeert de raad dat het in het belang van de minderjarige is dat het contact dat de minderjarige met de vader heeft wordt uitgebreid en komt de raad tot het bovenomschreven advies. Naar het oordeel van het hof is het in het belang van de minderjarige het advies van de raad te volgen. Bij deelname aan het traject Kinderen uit de Knel is het immers de bedoeling dat de ouders werken aan het doorbreken van de destructieve patronen die hen verdeeld houden en aan het vinden van oplossingen voor steeds terugkerende problemen, waarbij het welzijn van de minderjarige steeds centraal staat. Dit kan de ouders helpen inzicht te krijgen in de daadwerkelijke belangen van de minderjarige en het verwezenlijken van een adequate zorgregeling. De verwachting is dat binnen dit traject voldoende expertise aanwezig is om zowel de moeder, de vader, als de minderjarige bij de uitbreiding van de contacten te ondersteunen. Hoewel de wens van de vader om zo snel mogelijk tot uitbreiding van het contact over te gaan begrijpelijk is, acht het hof de door de raad geadviseerde opbouw van het contact in het belang van de minderjarige, zodat het hof het verzoek van de vader tot het doen herleven van de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling afwijst. Het hof gaat er vanuit dat partijen zich naar beste kunnen voor het traject Kinderen uit de Knel zullen inzetten, ook indien de betrokken professionals blijkt dat uitvoering van het advies van de raad - bijvoorbeeld met betrekking tot de geadviseerde overnachting - enige aanpassing behoeft omdat onverkorte uitvoering daarvan in strijd komt met de belangen van de minderjarige. Het belang van de minderjarige is immers ook wat voor partijen voorop staat.
3.2
Het hof zal dan ook in de hiervoor bedoelde zin beslissen. Tot een eindoordeel ten aanzien van de zorgregeling komt het hof nog niet, omdat het hof zich daarvoor op dit moment nog onvoldoende voorgelicht acht. Het hof wenst eerst het verloop van het traject bij Kinderen uit de Knel af te wachten. Het hof wijst het verzoek van de moeder om thans een eindbeschikking te wijzen dan ook af. Het hof zal, eveneens overeenkomstig het advies van de raad, de behandeling van de zaak zes maanden pro forma aanhouden.
3.3
Op verzoek van de voorzitter is door de griffier telefonisch contact opgenomen met de raadsonderzoeker over het verdere verloop van de procedure bij Kinderen uit de Knel. De griffier heeft van de raadsonderzoeker begrepen dat met partijen is afgesproken dat zij zichzelf bij Kinderen uit de Knel zouden aanmelden. Het hof gaat ervan uit dat dat is gebeurd.

4.De beslissing

Het hof, in het principaal en incidenteel hoger beroep:
alvorens nader te beslissen ter zake van de definitieve zorgregeling:
stelt een voorlopige zorgregeling vast die inhoudt dat de minderjarige bij de vader verblijft eenmaal in de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur ;
bepaalt dat deze regeling ingaat wanneer partijen drie sessies hebben gevolgd van het hulpverleningstraject Kinderen uit de Knel, dat wil zeggen op de zaterdag na de derde sessie van dit traject;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan tot 28 maart 2020 pro forma;
uiterlijk twee weken vóór die datumdienen advocaten van partijen het hof te berichten over de voortgang van het traject Kinderen uit de Knel en over de wijze waarop partijen de procedure wensen voort te zetten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, A.E. Sutorius-Van Hees en K.T.J.M. Pijls-olde Scheper, bijgestaan door mr. S.N. Keuning als griffier en is op 25 september 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.