Rolnummer: 22-000885-18
Parketnummers: 09-807294-16, 09-837274-16, 09-827779-16, en 09-852152-17
Datum uitspraak: 16 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 februari 2018 en de daarop volgende herstelbeslissing van 27 februari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 januari 2019, 16 september 2019 en 17 september 2019, waarna het onderzoek is gesloten op 2 oktober 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de gewijzigde tenlasteleggingen zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Het hof heeft de feiten die in deze in eerste aanleg en in hoger beroep gewijzigde tenlasteleggingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
De tenlastelegging luidt – na wijziging in eerste aanleg en in hoger beroep – als volgt:
Zaak met parketnummer 09-807294-16:
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Scheveningen, gemeente ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland een persoon, Slachtoffer A, geboren op [geboortedag] 1998 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het geven/beloven van 725 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of door het feitelijk overwicht dat hij, verdachte, op haar, Slachtoffer A, had door het leeftijdsverschil en/of omdat die Slachtoffer A zich in een kwetsbare positie bevond
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten:
- het uitkleden van hem, verdachte en/of zichzelf en/of (vervolgens)
- het douchen samen met hem, verdachte en/of
- het bevoelen/betasten van zijn, verdachtes, lichaam en/of
- het afdrogen van zijn, verdachtes, lichaam en/of
- het (droog) föhnen van zijn, verdachtes, lichaam en/of - het bevestigen van een (honden)riem om haar, Slachtoffer A’s, hals en/of (vervolgens)
- het duwen/bewegen van haar, Slachtoffer A’s, gezicht naar zijn, verdachtes, anus en/of (vervolgens)
- het brengen (en/of vervolgens heen en weer bewegen) van haar vinger(s) in zijn, verdachtes, anus en/of
- het likken van zijn, verdachtes, anus en/of het met haar, Slachtoffer A’s, tong boven zijn, verdachtes, anus hangen
of zodanige (ontuchtige) handelingen van verdachte te dulden, te weten
- het zich laten uitkleden door hem, verdachte en/of dat hij, verdachte, zichzelf in haar, Slachtoffer A’s, aanwezigheid heeft uitgekleed en/of
- het douchen samen met hem, verdachte en/of
- het zich laten bevoelen/betasten door hem, verdachte en/of
- het afdrogen van haar, Slachtoffer A’s, lichaam en/of haar, Slachtoffer A’s, lichaam door hem, verdachte, laten afdrogen en/of
- het door hem, verdachte, laten bevestigen van een (honden)riem om haar, Slachtoffer A’s, hals en/of (vervolgens)
- het door hem, verdachte, laten duwen/bewegen van haar, Slachtoffer A’s, gezicht naar zijn, verdachtes, anus en/of (vervolgens)
- het - zonder voorbehoedsmiddel - laten duwen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in haar, Slachtoffer A’s, vagina;
en/of
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage, en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) Slachtoffer A (geboren op [geboortedag] 1998) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het betasten van het (naakte) lichaam van elkaar en/of - het - terwijl hij, verdachte, een hondenriem om de hals van die Slachtoffer A had bevestigd - duwen van haar, Slachtoffer A’s, hoofd/gezicht naar zijn, verdachtes, anus en/of
- het (door die Slachtoffer A) likken van zijn, verdachtes, anus en/of
- het met haar, Slachtoffer A’s, tong boven zijn, verdachtes anus hangen en/of
- het brengen van haar, Slachtoffer A’s, vinger(s) in zijn, verdachtes, anus en/of
- het duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes penis, in de vagina van die Slachtoffer A;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- misbruik heeft gemaakt van haar (Slachtoffer A’s) afhankeljkheidsrelatie met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijk verhouding voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die Slachtoffer A en/of bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die Slachtoffer A en/of
- de kwetsbare positie waar die Slachtoffer A zich in bevond en/of
- het onverhoedse karakter van zijn, verdachtes, toenadering waarbij hij, verdachte, die Slachtoffer A heeft overrompeld en/of overvallen;
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 01 februari 2016
te Scheveningen, gemeente ’s-Gravenhage, en/of Haarlem en/of Dordrecht en/of Nootdorp en/of elders in Nederland, met Slachtoffer B (geboren op [geboortedag] 1993), van wie hij, verdachte, wist dat die Slachtoffer B in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die Slachtoffer B niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Slachtoffer B, hebbende verdachte
- die Slachtoffer B (meermalen) zweepslagen gegeven en/of geslagen en/of vastgebonden en/of geboeid aan handen en/of voeten en/of
- meerdere naalden in de borst(en) en/of tepel(s) van die Slachtoffer B gestoken en/of
- een anaalhaak in de anus van die Slachtoffer B geduwd en/of laten duwen en (vervolgens) die anaalhaak vastgemaakt en/of laten vastmaken aan het haar van die Slachtoffer B en (vervolgens) (meermalen) (zweep-)slagen gegeven aan die Slachtoffer B terwijl zij was vastgebonden aan/op een stoel, en/of
- het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot geduwd en (vervolgens) het toilet (meermalen) doorgespoeld terwijl hij, verdachte, het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot hield;
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 februari 2016 te Scheveningen, gemeente ’s-Gravenhage, en/of Haarlem en/of Dordrecht en/of Nootdorp en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) Slachtoffer B heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte toen aldaar meermalen, althans eenmaal,
- die Slachtoffer B (telkens) zweepslagen heeft gegeven en/of heeft geslagen en/of heeft vastgebonden en/of heeft geboeid aan handen en/of voeten en/of
- ( telkens) een of meerdere naald(en) in de borst(en) en/of tepel(s) van die Slachtoffer B heeft gestoken en/of
- het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot heeft geduwd en (vervolgens) het toilet (meermalen) heeft doorgespoeld terwijl hij, verdachte, het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot heeft gehouden en/of
- een anaalhaak in de anus van die Slachtoffer B heeft geduwd en/of heeft laten duwen en (vervolgens) die anaalhaak heeft vastgemaakt en/of heeft laten vastmaken aan het haar van die Slachtoffer B en (vervolgens) (telkens) (zweep-)slagen heeft gegeven aan die Slachtoffer B terwijl die Slachtoffer B was vastgebonden aan/op een stoel,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
- zich dwingend tegenover die Slachtoffer B heeft opgesteld en/of
- die Slachtoffer B meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die Slachtoffer B werd geacht zich te houden) en/of waarin die Slachtoffer B werd verboden een stopwoord te gebruiken en/of
- misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van die Slachtoffer B en/of
- misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie van die Slachtoffer B met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die Slachtoffer B, bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die Slachtoffer B en/of
- de kwetsbare positie waar die Slachtoffer B zich in bevond en/of
- de verstandelijke beperking van die Slachtoffer B en/of
- het onverhoedse karakter van zijn, verdachtes, toenadering waarbij hij, verdachte, die Slachtoffer B heeft overrompeld en/of overvallen;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 01 februari 2016
te Scheveningen, gemeente ’s-Gravenhage, en/of Haarlem en/of Dordrecht en/of Nootdorp en/of elders in Nederland, met Slachtoffer B (geboren op [geboortedag] 1993), van wie hij, verdachte, wist dat die Slachtoffer B in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed zodanig dat die Slachtoffer B niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten:
- die Slachtoffer B (telkens) zweepslagen heeft gegeven en/of heeft geslagen en/of heeft vastgebonden en/of heeft geboeid aan handen en/of voeten en/of
- ( telkens) een of meerdere naald(en) in de borst(en) en/of tepel(s) van die Slachtoffer B heeft gestoken en/of
- het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot heeft geduwd en (vervolgens) het toilet (meermalen) heeft doorgespoeld terwijl hij, verdachte, het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot heeft gehouden en/of
- een anaalhaak in de anus van die Slachtoffer B heeft geduwd en/of heeft laten duwen en (vervolgens) die anaalhaak heeft vastgemaakt en/of heeft laten vastmaken aan het haar van die Slachtoffer B en (vervolgens) (telkens) (zweep-)slagen heeft gegeven aan die Slachtoffer B terwijl die Slachtoffer B was vastgebonden aan/op een stoel;
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 februari 2016
te Scheveningen, gemeente ’s-Gravenhage, en/of Haarlem
en/of Dordrecht en/of Nootdorp en/of elders in Nederland Slachtoffer B heeft mishandeld door (telkens)
- een/meerdere zweepslagen te geven op het lichaam en/of de armen en/of de benen van die Slachtoffer B en/of
- meerdere naalden in de tepel(s) en/of borst(en) van die Slachtoffer B te prikken/steken en/of
- een anaalhaak in de anus van die Slachtoffer B geduwd en/of laten duwen en (vervolgens) die anaalhaak vastgemaakt en/of laten vastmaken aan het haar van die Slachtoffer B en (vervolgens) (meermalen) (zweep-)slagen gegeven aan die Slachtoffer B terwijl zij was vastgebonden aan/op een stoel, en/of
- het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot te duwen en/of (vervolgens) het toilet (meermalen) door te spoelen terwijl hij, verdachte, het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot hield;
Zaak met parketnummer 09-837274-16:
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 10 maart 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Dordrecht en/of ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland een persoon, Slachtoffer C, geboren op [geboortedag] 1997, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het geven/beloven van 1000 euro en/of 400 euro en/of 600 euro en/of 2750 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of door het feitelijk overwicht dat hij, verdachte, op haar, Slachtoffer C, had door het leeftijdsverschil en/of omdat die Slachtoffer C zich in een kwetsbare positie bevond
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten:
- het uitkleden van zichzelf en/of
- het stoppen van een of meerdere dildo’s in de anus
en/of zodanige (ontuchtige) handelingen van verdachte
te dulden, te weten
- het door hem, verdachte, geven van een of meerdere (tong)zoen(en) aan die Slachtoffer C en/of
- het door hem, verdachte, (met een of meer zweep(jes)) geven van meerdere zweepslagen op het lichaam van die Slachtoffer C en/of
- het door hem, verdachte, bevestigen van een masker op het gezicht van die Slachtoffer C en/of (vervolgens)
- het door hem, verdachte, bevestigen van een pomp en/of knijpers en/of klemmen op de borsten en/of de tepels en/of de knieën van die Slachtoffer C en/of (vervolgens het trekken aan de pomp en/of het geven van zweepslagen op de borsten en/of het lichaam van die Slachtoffer C, waarna die Slachtoffer C buiten bewustzijn is geraakt) en/of
- het door hem, verdachte, vastbinden van de handen
en/of polsen en/of voeten van die Slachtoffer C en/of
- het door hem, verdachte, duwen en/of houden van
en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond en/of de keel van die Slachtoffer C;
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 31 december 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Dordrecht en/of ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) Slachtoffer C (geboren op [geboortedag] 1997) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte toen aldaar meermalen, althans eenmaal,
- het door die Slachtoffer C laten stoppen van een of meerdere dildo’s in de anus van hem, verdachte en/of
- het door hem, verdachte, geven van een of meerdere (tong)zoen(en) aan die Slachtoffer C en/of
- het duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die Slachtoffer C
- die Slachtoffer C (telkens) zweepslagen op het lichaam heeft gegeven en/of
- een masker op het gezicht en/of het hoofd van die Slachtoffer C heeft bevestigd en/of (vervolgens)
- een pomp en/of knijpers en/of klemmen op de borsten en/of de tepels en/of de knieën van die Slachtoffer C heeft gezet (en/of vervolgens aan die pomp heeft getrokken en/of die Slachtoffer C zweepslagen op het lichaam heeft gegeven, waarna die Slachtoffer C buiten bewustzijn is geraakt),
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld
en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte (meermalen)
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- die Slachtoffer C een of meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die Slachtoffer C werd geacht zich te houden) en/of
- de handen en/of polsen en/of voeten van die Slachtoffer C heeft vastgebonden en/of
- geen gevolg heeft gegeven aan het gebruikmaken door die Slachtoffer C van het in de door die Slachtoffer C ondertekende contracten opgenomen `stopwoord’ en/of
- misbruik heeft gemaakt van haar (Slachtoffer C’s) afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die Slachtoffer C, bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die Slachtoffer C en/of
- de kwetsbare positie waar die Slachtoffer C zich in bevond;
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 31 december 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Dordrecht en/of ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland Slachtoffer C heeft mishandeld door (telkens)
- een/meerdere zweepslag(en) te geven op het lichaam en/of de armen en/of de benen van die Slachtoffer C en/of
- een pomp en/of knijpers en/of klemmen te zetten op de borst(en) en/of tepel(s) van die Slachtoffer C;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 9 december 2014 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, een persoon, slachtoffer D, geboren op [geboortedag] 1996, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het geven/beloven van 250 euro en/of 1500 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) en/of door het feitelijk overwicht dat hij, verdachte, op haar, Slachtoffer D, had door het leeftijdsverschil en/of omdat die Slachtoffer D zich in een kwetsbare positie bevond,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten:
- het uitkleden van zichzelf en/of
- het masseren van verdachten en/of
- het kussen van verdachte en/of
- het stoppen van en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van verdachtes penis in haar mond;
of zodanige (ontuchtige) handelingen van verdachte te dulden, te weten
- het door hem, verdachte, betasten van het lichaam van die Slachtoffer D en/of
- het door hem, verdachte, duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die Slachtoffer D en/of - het door hem, verdachte, over het lichaam van die Slachtoffer D urineren en/of
- het door hem, verdachte, laten bevestigen van een masker of een soortgelijk voorwerp, op het gezicht, althans over het hoofd, van die Slachtoffer D en/of
- het door hem, verdachte, vastbinden van de handen
en/of de voeten van die Slachtoffer D en/of (vervolgens, terwijl die Slachtoffer D op handen en knieen vastgebonden zat)
- het door hem, verdachte, stoppen van en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van een (grote) dildo in de vagina van die Slachtoffer D en/of
-het door hem, verdachte, (met touwen) vastbinden en/of afknellen van de borst(en) van die Slachtoffer D (op een zodanige manier dat beide borsten blauw werden) en/of (vervolgens)
- het door hem, verdachte, zetten van een of meerdere knijpers/klemmetjes op de borst(en) en/of tepel(s) van die Slachtoffer D en/of
- het door hem, verdachte, duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die Slachtoffer D
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 december 2013 tot en met 31 december 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) Slachtoffer D (geboren op [geboortedag] 1996) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het door verdachte betasten van het lichaam van die Slachtoffer D en/of
- het door verdachte, geven van een of meerdere (tong)zoen(en) aan die Slachtoffer D en/of
- het door verdachte duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die Slachtoffer D
- het door verdachte duwen en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die Slachtoffer D
- het door verdachte over het lichaam van die Slachtoffer D urineren en/of
- het door verdachte stoppen van en/of houden van en/of het (vervolgens) heen en weer bewegen van een (grote) dildo in de vagina van die Slachtoffer D,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte (meermalen)
- een masker of een soortgelijk voorwerp op het gezicht, althans over het hoofd, van die Slachtoffer D heeft bevestigd en/of
- de handen en/of voeten van die Slachtoffer D heeft vastgebonden en/of
- de borsten van die Slachtoffer D (met touwen) heeft vastgebonden en/of afgekneld (op een zodanige manier dat beide borsten blauw werden) en/of
- knijpers en/of klemmetjes op de borst(en) en/of tepels van die Slachtoffer D heeft gezet/bevestigd en/of
- zich dwingend heeft opgesteld en/of
- die Slachtoffer D heeft gedreigd haar minder te betalen op het moment dat zij (een) (seksuele en/of ontuchtige) handeling(en) weigerde te dulden dan wel te plegen en/of hem, verdachte, tegensprak en/of
- die Slachtoffer D een of meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die Slachtoffer D werd geacht zich te houden) en/of
- misbruik heeft gemaakt van haar (Slachtoffer D’s) afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijk verhouding voortvloeiend overwicht en/of psychische en/of emotionele en/of fysiek (gezag)overwicht op die Slachtoffer D en/of bestaande dat overwicht uit
- het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die Slachtoffer D en/of
- de kwetsbare positie waar die Slachtoffer D zich in bevond;
Zaak met parketnummer 09-827779-16:
7.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 2 januari 2007 tot met 2 april 2016 te
’s-Gravenhage en/of Rijswijk, in ieder geval in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van € 435.648,46), althans enig(e) geldbedrag(en)/goed(eren) geheel of ten dele toebehoorde aan de Christelijk Gereformeerde Kerk [plaats], voorheen (voor de fusie in 2013) Christelijke Gereformeerde Kerk [plaats], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en)/goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als penningmeester van de Kerkenraad van bovengenoemde Kerk, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Zaak met parketnummer 09-852152-17:
8.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 februari 2015
te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, althans in Nederland (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- twee, althans een of meer, bankafschriften van de ABN-AMRO met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 31 december 2013 en/of 31 december 2014 en/of
-twee, althans een of meer, rekeningoverzichten van de ASN Bank met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met
31 december 2014 en/of de periode 1 januari 2015 tot
en met 31 januari 2015 en/of
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de ING Bank met betrekking tot rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 15 januari 2012 valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door (telkens)
- zelf op een geautomatiseerd werk / computer een bankafschrift/rekeningafschrift en/of rekeningoverzicht en/of een financieel jaaroverzicht te maken en/of
- op dat bankafschrift/rekeningafschrift en/of rekeningoverzicht en/of het financieel jaaroverzicht een hoger, in ieder geval ander, saldo te vermelden dan het daadwerkelijke saldo van die bankrekeningen en/of op de originele afschriften en/of overzichten, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015
te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst door
- twee, althans een of meer, bankafschriften van de
ABN-AMRO met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 31 december 2013 31 december 2014 en/of
- twee, althans een of meer, rekeningoverzichten van de ASN Bank met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 en/of de periode 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 en/of
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de ING Bank met betrekking tot rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 15 januari 2012 ter verantwoording van de jaarrekeningen 2012 en/of 2013 en/of 2014 en/of 2015 van de Christelijke Gereformeerde Kerk [plaats]- voorheen (voor de fusie in 2013) Christelijke Gereformeerde Kerk [plaats]- toe te voegen aan de aan die jaarrekeningen ten grondslag liggende administratie en/of die administratie ter inzage en/of controle te verstrekken/overhandigen aan de Kascontrolecommissie van bovengenoemde kerk.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, onder 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief, onder 4, tweede cumulatief/alternatief en onder 6 ten laste gelegde vrijgesproken.
De verdachte is ter zake van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, onder 3, onder 4, eerste cumulatief/alternatief, 5, 7 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardel met een proeftijd van drie jaren en onder bijzondere voorwaarden als weergegeven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen als vermeld in het vonnis waarvan beroep.ijk
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de Officier van Justitie en de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg onder meer vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1, tweede cumulatief/alternatief en onder 6 is ten laste gelegd.
Het hoger beroep is door zowel de Officier van Justitie als de verdachte bij appelaktes van 28 februari 2018 onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen bovengenoemde in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Gelet echter op de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2019 - zoals reeds aangekondigd in zijn brief van 12 september 2019 - handhaaft hij de grieven tegen bovengenoemde feiten niet langer.
Voorts staat gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor de verdachte tegen genoemde vrijspraken geen hoger beroep open.
Het hof zal de Officier van Justitie en de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief en onder 6 ten laste gelegde.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 3, 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 5, 7 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief,
2 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 3, 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 5, 7 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-807294-16:
hij op 18 oktober 2015 te Scheveningen, gemeente
’s-Gravenhage een persoon, Slachtoffer A, geboren op
[geboortedag] 1998 waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
meermalen door belofte van geld, te weten door het beloven van 725 euro, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen
of te dulden, te weten:
- het uitkleden van hem, verdachte en zichzelf en vervolgens
- het douchen samen met hem, verdachte en
- het bevoelen/betasten van zijn, verdachtes, lichaam en
- het afdrogen van zijn, verdachtes, lichaam en
- het droog föhnen van zijn, verdachtes, lichaam en
- het bevestigen van een hondenriem om haar, Slachtoffer A’s, hals en vervolgens
- het bewegen van haar, Slachtoffer A’s, gezicht naar zijn, verdachtes, anus en vervolgens
- het brengen en vervolgens heen en weer bewegen van haar vinger in zijn, verdachtes, anus en
- het likken van zijn, verdachtes, anus en het met haar, Slachtoffer A’s, tong boven zijn, verdachtes anus hangen
- haar, Slachtoffer A’s, lichaam door hem, verdachte, laten afdrogen en
- het - zonder voorbehoedsmiddel - laten duwen en/of houden en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in haar, Slachtoffer A’s, vagina;
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari
2014tot en met 01 februari 2016 in Nederland, met Slachtoffer B (geboren op [geboortedag] 1993), van wie hij, verdachte, wist dat die Slachtoffer B aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die Slachtoffer B niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Slachtoffer B, hebbende verdachte
- die Slachtoffer B meermalen zweepslagen gegeven en geslagen en vastgebonden en geboeid aan handen en voeten en
- meerdere naalden in de borsten en tepels van die Slachtoffer B gestoken en
- een anaalhaak in de anus van die Slachtoffer B geduwd en/of laten duwen en vervolgens die anaalhaak vastgemaakt en/of laten vastmaken aan het haar van die Slachtoffer B en (vervolgens) meermalen (zweep-)slagen gegeven aan die Slachtoffer B terwijl zij was vastgebonden aan/op een stoel, en
- het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot geduwd en vervolgens het toilet doorgespoeld terwijl hij, verdachte, het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot hield;
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari
2014tot en met 1 februari 2016 in Nederland, door andere feitelijkheden Slachtoffer B heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen,
bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte toen aldaar
- die Slachtoffer B zweepslagen heeft gegeven en heeft geslagen en heeft vastgebonden en heeft geboeid aan handen en voeten en
- meerdere naalden in de borsten en tepels van die Slachtoffer B heeft gestoken en
- het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot heeft geduwd en vervolgens het toilet heeft doorgespoeld terwijl hij, verdachte, het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot heeft gehouden en
- een anaalhaak in de anus van die Slachtoffer B heeft geduwd en/of heeft laten duwen en vervolgens die anaalhaak heeft vastgemaakt en heeft laten vastmaken aan het haar van die Slachtoffer B en vervolgens (zweep-)slagen heeft gegeven aan die Slachtoffer B terwijl die Slachtoffer B was vastgebonden aan/op een stoel,
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat hij, verdachte
- zich dwingend tegenover die Slachtoffer B heeft opgesteld en
- die Slachtoffer B meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die Slachtoffer B werd geacht zich te houden) en waarin die Slachtoffer B werd verboden een stopwoord te gebruiken en
- misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke beperking van die Slachtoffer B en
- misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie van die Slachtoffer B met hem, verdachte en
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en psychische en emotionele (gezag)overwicht op die Slachtoffer B, bestaande dat overwicht uit
- de kwetsbare positie waar die Slachtoffer B zich in bevond en
- de verstandelijke beperking van die Slachtoffer B;
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari
2014tot en met 1 februari 2016 in Nederland Slachtoffer B heeft mishandeld door
- meerdere zweepslagen te geven op het lichaam van die Slachtoffer B en
- meerdere naalden in de tepels en borsten van die Slachtoffer B te steken en
- een anaalhaak in de anus van die Slachtoffer B geduwd en/of laten duwen en vervolgens die anaalhaak vastgemaakt en laten vastmaken aan het haar van die Slachtoffer B en vervolgens meermalen (zweep-)slagen gegeven aan die Slachtoffer B terwijl zij was vastgebonden aan/op een stoel, en
- het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot te duwen en vervolgens het toilet door te spoelen terwijl hij, verdachte, het hoofd van die Slachtoffer B in de toiletpot hield;
Zaak met parketnummer 09-837274-16:
4.
hij in de periode van
11 februari 2015 tot en met
12 februari2015 te Dordrecht een persoon, Slachtoffer C, geboren op [geboortedag] 1997, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
door beloften van geld, te weten door het beloven van enig geldbedrag
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten:
- het uitkleden van zichzelf en
en zodanige (ontuchtige) handelingen van verdachte
te dulden, te weten
- het door hem, verdachte, duwen en/of houden van
en/of het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond en keel van die Slachtoffer C;
hij op tijdstippen in de periode van 11 maart 2015 tot en met 31 december 2015 in Nederland, door feitelijkheden Slachtoffer C (geboren op [geboortedag] 1997) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen,
bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte toen aldaar,
- die Slachtoffer C een of meerdere dildo’s in de anus van hem, verdachte
heeft laten stoppenen
- een of meerdere tongzoenen aan die Slachtoffer C
heeft gegevenen
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die Slachtoffer C
heeft geduwd en/of gehouden en/of heeft bewogen
- een
blinddoekop het gezicht van die Slachtoffer C heeft bevestigd
- en die Slachtoffer C zweepslagen op het lichaam heeft gegeven, waarna die Slachtoffer C buiten bewustzijn is geraakt),
en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte
- zich dwingend heeft opgesteld en
- die Slachtoffer C een of meerdere contracten heeft laten ondertekenen (waaraan die Slachtoffer C werd geacht zich te houden) en
- geen gevolg heeft gegeven aan het gebruikmaken door die Slachtoffer C van het in de door die Slachtoffer C ondertekende contracten opgenomen `stopwoord’;
hij in de periode van 11
maart 2015tot en met 31 december 2015 in Nederland Slachtoffer C heeft mishandeld door
- meerdere zweepslagen te geven op het lichaam van die Slachtoffer C;
Zaak met parketnummer 09-827779-16:
7.
hij meermalen, in de periode van 2 januari 2007 tot met
8 maart2016 te ’s-Gravenhage, opzettelijk geldbedragen tot een totaalbedrag van € 435.648,46,
toebehorendeaan de Christelijk Gereformeerde Kerk [plaats], voorheen (voor de fusie in 2013) Christelijke gereformeerde Kerk [plaats], en welke geldbedragen verdachte telkens als penningmeester van de Kerkenraad van bovengenoemde Kerk, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Zaak met parketnummer 09-852152-17:
8.
hij meermalen, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 22 februari 2015 te 's-Gravenhage telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- twee bankafschriften van de ABN-AMRO met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 31 december 2013 en 31 december 2014 en
- twee rekeningoverzichten van de ASN Bank met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 en de periode 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 en
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de ING Bank met betrekking tot rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 15 januari 2012
valselijk heeft opgemaakt door telkens
- zelf op een computer een bankafschrift en/of rekeningoverzicht en/of een financieel jaaroverzicht
- op dat bankafschrift/rekeningafschrift en/of rekeningoverzicht en/of het financieel jaaroverzicht een hoger saldo te vermelden dan het daadwerkelijke saldo van die bankrekeningen en/of
vande originele afschriften en/of overzichten, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
hij meermalen, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 te 's-Gravenhage, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst te weten
- twee bankafschriften van de ABN-AMRO met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 31 december 2013
en31 december 2014 en
- twee rekeningoverzichten van de ASN Bank met betrekking tot het rekeningnummer [nummer] over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 december 2014 en de periode 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 en
- een financieel jaaroverzicht 2011 van de ING Bank met betrekking tot rekeningnummer [nummer] met datum afschrift 15 januari 2012
door dezeter verantwoording van de jaarrekeningen 2012 of 2013 of 2014 of 2015 van de Christelijke Gereformeerde Kerk [plaats] - voorheen (voor de fusie in 2013) Christelijke Gereformeerde Kerk [plaats] - toe te voegen aan de aan die jaarrekeningen ten grondslag liggende administratie en die administratie ter inzage en controle te verstrekken/overhandigen aan de Kascontrolecommissie van bovengenoemde kerk.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
De raadsman heeft namens de verdachte aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte wist dat Slachtoffer A minderjarig was op het moment dat zij hem op 18 oktober 2015 ontmoette. Daarnaast meent de verdediging dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte een hondenriem bij Slachtoffer A heeft aangebracht om haar zo richting zijn anus te bewegen, evenmin dat hij zonder voorbehoedsmiddel gemeenschap heeft gehad met Slachtoffer A.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de wetenschap van minderjarigheid:
Slachtoffer A is geboren op [geboortedag] 1998. Zij was dus minderjarig, te weten 17 jaar, op het moment dat de verdachte tegen betaling seks had met Slachtoffer A op 18 oktober 2015.
Slachtoffer A heeft verklaard dat de verdachte alleen met een minderjarig meisje wilde afspreken en dat zij haar paspoort moest meebrengen, zodat hij kon zien dat ze echt minderjarig was.
Naar het oordeel van het hof wordt deze verklaring ondersteund door de inhoud van het WhatsApp gesprek dat Slachtoffer A en de verdachte voorafgaand aan hun afspraak hebben gevoerd, waarin de verdachte tegen Slachtoffer A heeft gezegd dat zij een vriendin moest meenemen, “ook jong”.
Dat de verdachte interesse had in minderjarige meisjes volgt ook overigens uit de verklaring van Slachtoffer B, inhoudende dat de verdachte haar vaak heeft gevraagd ‘kuikentjes’ te regelen en dat hij hiermee doelde op meisjes onder de achttien.
Dat de verdachte Slachtoffer B heeft gevraagd minderjarige meisjes voor hem te regelen, blijkt voorts uit e-mail correspondentie tussen hen en de verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 21 september 2017 erkend dat hij Slachtoffer B wel eens vroeg een minderjarig meisje mee te nemen. Uiteindelijk is het contact tussen Slachtoffer A en de verdachte tot stand gekomen via Slachtoffer B, van wie de verdachte een vaste prostitutieklant was.
Ten aanzien van bepaalde bestanddelen van de tenlastelegging:
Slachtoffer A heeft verklaard dat zij en de verdachte op een matras in de woonkamer lagen, toen de verdachte zei dat zij moest wachten. Hij kwam terug met een hondenriem voor mensen en bond die om haar nek. Vervolgens trok hij de riem steeds aan, zodat haar gezicht richting zijn anus kwam en zij hem anaal kon bevredigen. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaring van Slachtoffer A. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat de verdachte op dit punt tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft hij in eerste instantie verklaard dat Slachtoffer A wellicht via Slachtoffer B informatie over een hondenriem heeft verkregen, om direct daarna te verklaren dat hij met Slachtoffer B nooit iets met een hondenriem heeft gedaan. Ook heeft hij verklaard dat Slachtoffer A wellicht in de slaapkamer iets heeft gezien dat lijkt op een riem, om daarna te verklaren dat hij een dergelijk voorwerp niet in zijn slaapkamer had liggen.
Slachtoffer A heeft voorts verklaard dat de verdachte seks zonder condoom wilde, maar dat zij dit niet wilde omdat zij niet zwanger wilde worden en geen seksueel overdraagbare aandoening (soa) wilde oplopen. Volgens Slachtoffer A is het vervolgens toch daadwerkelijk op deze door verdachte gewilde manier gegaan en heeft de verdachte inderdaad geen voorbehoedsmiddel gebruikt. Deze verklaring van Slachtoffer A wordt ondersteund door de inhoud van een WhatsApp gesprek waarin de door haar aangehaalde discussie tussen haar en de verdachte wordt gevoerd.
In dit gesprek, waarvan zich screenshots in het dossier bevinden, stelt de verdachte Slachtoffer A voor dat hij haar extra geld betaalt voor seks zonder condoom.
Bovendien heeft ook Slachtoffer C verklaard dat de verdachte “het doet zonder condoom”. Gelet hierop hecht het hof geloof aan de verklaring van Slachtoffer A en worden deze door de verdachte bestreden delen van de tenlastelegging bewezen verklaard.
Het hof acht de bewezen verklaarde handelingen, inclusief het gebruik van de hondenriem, ontuchtig. Deze handelingen waren, gelet op de aard ervan alsmede de context waarin deze werden verricht, in onderlinge samenhang bezien, kennelijk bedoeld bij te dragen aan de seksuele beleving van de verdachte. Slachtoffer A was toen – als gezegd – 17 jaar en de verdachte 43 jaar.
Ten aanzien van feit 2, eerste cumulatief/alternatief
Bij de beoordeling van de op artikel 243 Sr. toegesneden tenlastelegging dient vastgesteld te worden of sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Slachtoffer B heeft verklaard dat zij zich kan herinneren dat zij op een stoel zat, terwijl zij een anaalhaak in had, die zat vastgebonden aan haar staartje en in haar kont trok op het moment dat haar hoofd door de pijn van het slaan omhoog schoot. Omdat zij dat niet wilde, moest zij de hele tijd met haar hoofd achterover zitten. Deze haak is door de verdachte bij Slachtoffer B ingebracht. Dit gebeurde op grond van een van de sekscontracten die de verdachte voor Slachtoffer B had opgesteld, waarin door elkaar seksuele en BDSM handelingen zijn beschreven, waaronder ook “Anaal haak” (blz. 1102). Deze handeling had onmiskenbaar (mede) een seksuele connotatie.
Uit het psychologisch onderzoeksverslag dat in oktober 2016 over Slachtoffer B is opgesteld, komt het volgende naar voren.
Het IQ van Slachtoffer B bevindt zich tussen 72 en 87. Zij functioneert op veel gebieden erg jong, variërend van het niveau van iemand met een licht verstandelijke beperking tot iemand met een beneden gemiddeld intelligentieniveau. Sociaal emotioneel functioneert zij gemiddeld op het niveau van iemand van één tot drie jaar oud. Haar functioneren is zeer kwetsbaar en instabiel.
Impulsieve personen als Slachtoffer B zijn erg ontvankelijk voor concrete regels in specifieke situaties: “regels zijn regels” en er is besef van negatieve consequenties van het doorbreken van regels.
Het hof acht dit onderzoeksverslag bruikbaar om zijn oordeel op te baseren. Daaraan doet niet af dat dit rapport meerdere jaren oud is en dat het verslag niet is opgesteld ten behoeve van deze strafzaak.
Op grond van voornoemd verslag concludeert het hof met de rechtbank dat Slachtoffer B lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens, te weten een licht verstandelijke beperking en een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens.
Getuige Koppenol, GGZ behandelaar van Slachtoffer B, kan zich niet voorstellen dat de verdachte in al die jaren waarin hij contact had met Slachtoffer B niet heeft kunnen zien of merken dat er iets aan de hand was met Slachtoffer B. Als je langer met haar bent, zoals de verdachte was, dan moet je het volgens Koppenol gemerkt hebben. Je merkt volgens haar in een gesprek al snel dat Slachtoffer B er helemaal niets van snapt en er is bij Slachtoffer B sprake van een zwakbegaafdheid die je niet kan missen als je haar spreekt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2019 verklaard dat hij Slachtoffer B redelijk heeft leren kennen en dat hij gesprekken met haar heeft gevoerd. Voorts heeft hij ter terechtzitting van het hof verklaard haar deels te hebben herkend in de manier waarop zij heeft verklaard tijdens de kindvriendelijke studioverhoren.
Het hof ziet in de schriftelijke uitwerking van die studioverhoren een bevestiging van hetgeen hierboven over het beperkt geestelijk functioneren van Slachtoffer B is weergegeven.
Slachtoffer B heeft op 10 januari 2017 in een kindvriendelijke verhoorstudio verklaard dat zij een band had met de verdachte en dat de verdachte wist dat zij echt niet 100% was. Ook wist hij volgens haar dat ze psychische klachten had. Dat heeft zij hem zelf verteld.
Gelet op al het voorgaande, met name in onderlinge samenhang bezien, concludeert het hof dat de verdachte wist dat Slachtoffer B een geestelijke stoornis had.
Aangezien Slachtoffer B, een jonge vrouw waarvan verdachte wist dat zij zwakbegaafd was, op zijn initiatief extreme sexcontracten ondertekende en uitvoerde, zoals het (laten) inbrengen van een anaalhaak, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of daartegen weerstand te bieden.
Het hof is van oordeel dat het seksueel binnendringen in het lichaam van Slachtoffer B heeft plaatsgevonden (op enig moment) in dezelfde periode als waarin de hieronder te bespreken aanrandingen hebben plaatsgevonden. Het hof verwijst daarnaar.
Feit 2, tweede cumulatief/alternatief:
Ontuchtige handelingen met Slachtoffer B
Van een ontuchtige handeling in artikel 246 Sr. is sprake indien het een handeling betreft van seksuele aard die in strijd is met de thans geldende sociaal-ethische norm.
Er zal zowel sprake moeten zijn van een handeling van seksuele strekking als van een schending van de sociaal-ethische norm. Indien niet gelijk uit de uiterlijke verschijningsvorm van de handeling duidelijk naar voren komt dat deze een seksueel karakter draagt, komt het aan op de beoordeling van alle omstandigheden van het geval.
Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de verhouding tussen de betrokkenen alsook de context waarin de handeling zich voltrok. De handelingen moeten in objectieve zin een seksuele strekking hebben.
Het hof acht bewezen dat de verdachte Slachtoffer B meermalen zweepslagen heeft gegeven, hetgeen de verdachte ook heeft bekend.
Over het steken van naalden in haar borsten en tepels, hetgeen door de verdachte wordt ontkend, heeft Slachtoffer B meermalen concreet verklaard. Zo heeft zij tijdens haar eerste verhoor bij de politie verklaard dat de verdachte haar angst voor naalden wilde wegnemen en daarom een “kunstwerk” van naalden in haar borsten heeft gemaakt. Ook komt deze handeling terug in de sekscontracten die de verdachte heeft opgesteld voor dates met Slachtoffer B. Zo heeft hij in de contracten van 14 januari 2015 en 18 februari 2015 opgenomen dat ‘Tit en Bottom torture, bv met naalden’ tot de mogelijke handelingen behoorde.
Verder heeft de verdachte in zijn dagboek een gesprek met zijn psycholoog beschreven, waarin hij heeft opgenomen dat hij, op haar vraag hoe ver hij ging, heeft aangegeven dat hij “tot en met naalden” ging.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 21 september 2017 voor deze passage heeft gegeven, namelijk dat hij de naalden heeft genoemd om zijn psycholoog een beeld te geven van sm en dat hij wel eens naalden heeft gebruikt, maar niet bij Slachtoffer B, acht het hof, in het licht van het voorgaande, ongeloofwaardig.
Dat uit het rapport betreffende het bij Slachtoffer B verrichte forensisch geneeskundig onderzoek, dat heeft plaatsgevonden op 28 november 2016, niet volgt dat Slachtoffer B naalden in haar borsten gestoken heeft gekregen, houdt naar het oordeel van het hof ook niet in dat dit kan worden uitgesloten. Zulks, mede gelet op de opmerkingen van de onderzoekers dat hen nadere informatie o.a. over fysieke eigenschappen van de mogelijk gebruikte naalden ontbreekt, alsmede gelet op het tijdsverloop tussen het steken en het geneeskundig onderzoek.
Voorts acht het hof bewezen dat de verdachte het hoofd van Slachtoffer B in een toiletpot heeft geduwd en het toilet heeft doorgespoeld, terwijl haar hoofd in de wc-pot zat. Terwijl zij al niet kon ademen, kwam dan van alle kanten water. Daarna mocht Slachtoffer B weer even ademhalen en werd de handeling door de verdachte herhaald. Slachtoffer B heeft hierover verklaard dat zij bang was voor verdrinken en dat de verdachte dat heeft verholpen.
Deze concrete verklaring wordt ondersteund door getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat Slachtoffer B haar na een date met de verdachte had verteld dat zij met haar hoofd werd ondergedompeld, alsof ze gestikt werd.
Ten aanzien van het gebruik van de anaalhaak verwijst het hof naar wat het hierboven daarover heeft overwogen.
De handelingen die door het hof zijn bewezen verklaard, hebben plaatsgevonden in het kader van afspraken die door de verdachte in sekscontracten waren opgenomen en in het kader van sadomasochistische seks-ontmoetingen met Slachtoffer B. Zo vermeldt een contract direct onder elkaar het “slaan tot bloedens toe” en het “anaal neuken”, even verderop gevolgd door “vastbinden en hard afneuken”. Bewezen verklaard zijn handelingen aan erogene zones (anus en borsten), die dus een seksuele context hebben. Tegelijkertijd hadden deze handelingen een BDSM-karakter (naalden en haak).
De verdachte heeft bovendien ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zich ging oriënteren op zijn seksuele voorkeur en zo uitkwam bij BDSM. Hierbij sluit aan het betoog van de raadsman onder 137 van de pleitnota dat BDSM een seksuele voorkeur en een vorm van seksuele expressie is.
In het onderhavige geval valt niet te onderscheiden tussen louter BDSM handelingen en louter seksuele handelingen. In de door de verdachte opgestelde sekscontracten wordt dit onderscheid niet gemaakt en tijdens de ontmoetingen in hotels liepen beide veelal door elkaar. Derhalve is er naar het oordeel van het hof sprake van ontuchtige handelingen.
Voor strafbaarheid op grond van artikel 246 Sr. is vereist dat het slachtoffer tot het plegen of dulden van de ontuchtige handelingen is gedwongen door middel van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Bewezen moet dus worden dat de seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer hebben plaatsgevonden en dat de verdachte zich hiervan bewust is geweest.
De dwang moet van dien aard zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Van dwang is sprake, wanneer men toelaat wat men, ware er geen dwang, niet zou hebben gedaan.
Het hof herhaalt dat de verdachte wist dat Slachtoffer B – kort gezegd – een verstandelijke beperking had. Verder overweegt het hof dat Slachtoffer B met betrekking tot de bewezen verklaarde handelingen heeft verklaard deze niet te hebben willen ondergaan en dat zij het alleen heeft gedaan omdat zij zich daartoe gedwongen voelde door de houding van de verdachte en door het, in haar ogen, te allen tijde en onder alle omstandigheden gebonden zijn aan de inhoud van de door haar ondertekende contracten. Slachtoffer B heeft verklaard dat de verdachte haar een beetje in een “headlock” had en dat hij verbaal heel sterk was. Hij bespeelde haar hoofd en was ook een soort vaderfiguur. Tegenover de zwakbegaafde Slachtoffer B stond aldus de verdachte, aanzienlijk ouder, goed opgeleid met een baan en een gezin, die haar aan zijn contracten hield.
De verdachte heeft aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn dwingende houding en de contracten veroorzaakten dat die handelingen tegen haar wil plaatsvonden.
De verdediging heeft aangevoerd dat het eerste contact tussen de verdachte en Slachtoffer B heeft plaatsgevonden omstreeks oktober 2014, waarbij de eerste BDSM-afspraak was op 15 november 2014 in een Van der Valk hotel te Nootdorp. In een periode van ongeveer 16 maanden, van eind oktober 2014 tot en met 11 februari 2016, hebben regelmatig seksdates plaatsgevonden tussen de verdachte en Slachtoffer B.
De door het Openbaar Ministerie gekozen aanvangsdatum van 1 januari 2013 vindt volgens de verdediging geen enkele steun in het dossier, nu de periode van opbouw van de dates in aard en intensiteit kort heeft geduurd.
Het hof is van oordeel dat Slachtoffer B consequent heeft verklaard over de eerste ontmoeting met de verdachte samen met [getuige 2], over een (begin-)periode waarin ze met de verdachte normale seks had, over een periode waarin ze lijsten met handelingen kreeg en waarin ze werd opgeleid tot seksslaaf en over een periode met contracten. Zowel verdachte als Slachtoffer B hebben verklaard dat het in het begin spannend en zoeken was.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij 15 à 16 keer met Slachtoffer B heeft afgesproken. Volgens hem was dit hooguit éénmaal per maand en kwam het ook voor dat er 2 maanden geen contact tussen hen was. Ook uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat de verdachte en Slachtoffer B elkaar al ruim vóór oktober 2014 kenden. In september 2016 heeft zij namelijk verklaard dat zij Slachtoffer B ongeveer 4 jaren kent en dat Slachtoffer B de verdachte toen ook al kende. Ook Slachtoffer C heeft verklaard dat ze Slachtoffer B ongeveer 4 jaar kent en al vrij kort na hun kennismaking met Slachtoffer B is meegegaan naar de verdachte.
Op grond van het vorenstaande acht het hof aannemelijk dat de ontucht met Slachtoffer B eerder is begonnen dan de verdachte thans wil doen geloven, en het hof stelt de aanvang op (ten minste) 1 januari 2014. Het hof overweegt daartoe nog dat Slachtoffer B op 18 mei 2016 heeft verklaard dat het 3 jaar terug is begonnen. Vanaf het derde contract had zij geen stopwoord meer en zij kreeg circa 3 of 4 contracten in een jaar.
Het hof verwijst allereerst naar de overwegingen ten aanzien van de bewezen verklaarde handelingen van feit 2.
Wederrechtelijkheid
De raadsman heeft aangevoerd dat de wederrechtelijkheid ontbreekt in het bestanddeel mishandelen. De handelingen vonden plaats in het kader van sm tussen twee volwassenen, die daarover tevoren hadden overlegd en hun wensen daaromtrent op schrift hadden gesteld.
Het hof overweegt dat Slachtoffer B heeft verklaard dat de zweepslagen door de verdachte over haar hele lichaam werden gegeven. Zij heeft verklaard dat de zweepslagen maakten dat haar hele lichaam brandde en dat zij rode en blauwe plekken en bloeduitstortingen opliep. Daarna ging ze liggen op de grond in de douche, omdat die koud was. Ze had zoveel pijn dat ze niet meer kon. Ze ging cocaïne gebruiken om haar lichaam te verdoven. Ook kreeg ze gewoon naalden door haar borsten en tepels, terwijl zij tegen de verdachte had gezegd dat zij angst heeft voor naalden. Voorts heeft Slachtoffer B verklaard dat zij altijd dingen deed die zij niet wilde.
Het hof ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen, te meer nu daarvoor ook steunbewijs in het dossier aanwezig is. In de door de verdachte opgestelde sekscontracten, wordt in vier daarvan vermeld: ‘hard slaan, inclusief striemen, bloed en blauwe plekken’.
Voorts heeft Koppenol tegenover de rechter-commissaris onder meer verklaard dat zij beurse plekken en zweepslagen heeft gezien bij Slachtoffer B, vanaf de kuiten tot hoog op de rug.
Slachtoffer B heeft het letsel aan Koppenol laten zien en heeft gezegd dat dit het gevolg was van haar afspraak; ze heeft dit gezegd in het kader van het gesprek dat Koppenol met haar heeft gevoerd over de slavendates die ze alleen met die man (later bleek: [verdachte]) heeft gehad.
Slachtoffer C heeft bij de rechter-commissaris op 16 januari 2017 verklaard dat Slachtoffer B van boven naar beneden allemaal blauwe plekken had door de (zweep)slagen van de verdachte.
[Getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris op 16 januari 2017 verklaard dat zij Slachtoffer B heeft gezien met blauwe plekken op haar borst tot aan haar bovenbenen.
Zij denkt dat dat komt van zweepslagen. Slachtoffer B heeft haar ook gezegd dat ze met haar gezicht of hoofd onder water werd gedompeld door de verdachte.
Slachtoffer B vertelde aan [getuige 1] dat ze dat niet prettig vond. Hij had volgens haar een soort van macht over haar.
Slachtoffer B heeft verder tegen haar gezegd dat de verdachte haar een beetje in een “headlock” had en dat hij verbaal heel sterk was. Ze zei dat ze niet anders kon.
Het hof overweegt dat inherent is aan sm dat sprake kan zijn van pijn of zelfs lichamelijk letsel en dat het geven van toestemming voor het toebrengen van pijn of lichamelijk letsel de wederrechtelijkheid van die gedragingen kan wegnemen.
Ook sm wordt evenwel afgebakend door grenzen, die niet mogen worden overschreden. Gebeurt dit wel, dan kan het toegepaste geweld wel degelijk wederrechtelijk zijn.
Slachtoffer B heeft verklaard dat haar contact met de verdachte in het begin bestond uit normale seks. De verdachte gaf haar het gevoel dat hij om haar gaf en dat hij haar liefde en respect gaf. Na een tijdje wilde de verdachte echter een stapje verder gaan. Hij bood haar een contract aan, waarin stond dat zij hem moest gehoorzamen en alles moest doen wat hij haar vroeg. In totaal heeft zij drie of vier contracten ondertekend.
De verdachte heeft erkend dat hij een stapje verder wilde gaan met Slachtoffer B en haar in het kader van sm meerdere contracten heeft aangeboden.
De verdachte heeft voorts verklaard dat Slachtoffer B alleen het eerste contract heeft ondertekend en de contracten bovendien slechts moeten worden gezien als een ‘lijstje’, bedoeld om duidelijkheid te scheppen over hetgeen hij en Slachtoffer B over en weer van elkaar konden verwachten.
Uit het dossier komt naar voren dat Slachtoffer B zich zozeer gebonden voelde aan een contract dat zij handelingen toeliet die zij echt niet wilde. Zij heeft verklaard dat zij door het tekenen van de contracten vastzat aan de verdachte, dat ze niet kon zeggen dat ze iets niet wilde omdat ze een contract had getekend, en dat ze zich aan de contracten moest houden ‘omdat het een contract is’.
Voorts heeft Slachtoffer B aan haar begeleidster Koppenol verteld dat ze een contract moest tekenen waarin stond dat zij zijn slaaf was en dat ze gehoorzaam zou zijn aan hem.
Slachtoffer B was echt in de veronderstelling dat ze niet onder dit contract uit kon, aldus Koppenol.
In het begin kon zij weggaan of stop zeggen. Maar hoe langer zij erin zat, was er geen stopwoord meer over voor haar, zo verklaart Slachtoffer B.
Slachtoffer B heeft voorts verklaard dat het sm-spel met de verdachte voor haar begon als iets spannends, iets wat zij niet kende en wilde uitproberen, maar de handelingen werden na verloop van tijd extremer en de verdachte wilde steeds meer voor haar bepalen. Hij had haar in zijn macht, bespeelde haar hoofd en was bezig met een ‘mindfock’. Hoewel de verdachte vaak veel te ver ging, bijvoorbeeld door naalden in haar borsten te steken en haar hoofd in de toiletpot te stoppen en vervolgens door te trekken, moest zij zich naar eigen zeggen aan de afspraken houden en mocht zij niets zeggen omdat in het contract stond dat zij een slaaf was.
In het derde en vierde contract stond volgens Slachtoffer B “hij mocht me bloed slaan, hij mag me blauw slaan, hij mag mij striemen geven met het slaan. Ehm hij mag zo ver gaan zoals hij dat wil. Het werd steeds erger. Er stond geen stopwoord meer”.
Bovendien is hiervoor reeds uiteengezet dat Slachtoffer B is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking die meebrengt dat zij op veel gebieden op erg jong niveau functioneert. Uit vorengenoemd onderzoeksverslag komt naar voren dat Slachtoffer B erg ontvankelijk is voor regels en de negatieve consequenties van het doorbreken van regels.
Naar het oordeel van het hof kan hiermee worden verklaard dat (en waarom) Slachtoffer B een ander, groter gewicht, hechtte aan de door haar ondertekende contracten dan de gemiddelde persoon zou doen.
Dat Slachtoffer B een contract had getekend waarin stond dat zij een bepaalde handeling zou doen of dulden en dat Slachtoffer B (daardoor) gehoor bleef geven aan de steeds verder strekkende wensen van de verdachte, is een omstandigheid waar de verdachte zich naar het oordeel van het hof niet achter kon blijven verschuilen.
Naarmate de handelingen heftiger van karakter werden, had de verdachte zich ervan moeten vergewissen of Slachtoffer B hier nog steeds in volle vrijheid mee instemde. Naar het oordeel van het hof heeft hij de grenzen van Slachtoffer B in het sm-spel niet voldoende bewaakt en had hij moeten inzien dat hij overwicht op Slachtoffer B had aangezien zij verstandelijk beperkt was.
Het voorgaande leidt ertoe dat er sprake was van wederrechtelijkheid, waardoor de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling, zoals onder 3 is bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 4, eerste cumulatief/alternatief:
Pleegdata- en plaatsen & minderjarigheid Slachtoffer C
Slachtoffer C is geboren op [geboortedag] 1997 en werd dus 18 jaar op [dag] 2015. Slachtoffer C heeft verklaard dat zij eind 2014 en in februari 2015 met de verdachte heeft afgesproken en dus minderjarig was tijdens deze afspraken. De verdachte heeft verklaard dat hij juni 2015 voor het eerst met Slachtoffer C heeft afgesproken en zij dus meerderjarig was tijdens hun afspraken.
Uit het dossier blijkt dat Slachtoffer C moeite heeft met het plaatsen van gebeurtenissen in tijd. Het hof stelt evenwel ook vast dat Slachtoffer C de datum van één van haar afspraken met de verdachte heeft opgehangen aan concrete gebeurtenissen.
Zij heeft bij de politie verklaard dat één afspraak plaatsvond niet lang voordat zij 18 jaar zou worden.
Daarnaast heeft zij bij de rechter-commissaris op 16 januari 2017 verklaard dat zij de verdachte op de dag van deze afspraak een video heeft gestuurd waarin
zij onder de douche stond en een video waarin zij moest zeggen dat de verdachte haar meester is en zij zou doen wat hij zou willen. Zij heeft verklaard dat deze afspraak plaatsvond in Dordrecht.
Het hof overweegt voorts dat op de harde schijf van de computer van de verdachte in de map ‘Nadifa’ (zijnde een schuilnaam van Slachtoffer C), een aantal filmpjes zijn aangetroffen. Op één van de filmpjes dat blijkens de bestandsnaam is gemaakt op 10 februari 2015, is een meisje te zien, dat in de camera zegt: “meester, uw onderdanige slavin Nadifa is bereid om vandaag al uw wensen te vervullen”.
Op een ander filmpje, dat blijkens de bestandsnaam is gemaakt op 11 februari 2015, is een naakt meisje onder de douche te zien.
Dat Slachtoffer C op 11 februari 2015 met de verdachte in Dordrecht heeft afgesproken wordt ondersteund door boekingsgegevens van hotel Van der Valk Dordrecht, waaruit blijkt dat de verdachte in dit hotel een kamer voor twee personen heeft geboekt voor de periode van 11 tot en met 12 februari 2017.
Dat Slachtoffer C en de verdachte hebben afgesproken op een moment dat Slachtoffer C minderjarig was, wordt bovendien ondersteund door de verklaring van Slachtoffer B dat zij op verzoek van de verdachte minderjarige meisjes voor hem heeft geregeld en dat één van die meisjes haar vriendin [naam] (het hof begrijpt: Slachtoffer C) was. Slachtoffer B heeft verklaard dat [slachtoffer C op dat moment 16 of 17 jaar oud was.
De pleegperiode zal het hof evenals de rechtbank op grond van het vorenstaande vaststellen op 11 tot en met 12 februari 2015.
Wetenschap van minderjarigheid
Slachtoffer C heeft verklaard dat zij de eerste keer dat zij met de verdachte heeft afgesproken (dus de afspraak voor 11 februari 2015) met Slachtoffer B is meegegaan naar de verdachte omdat hij een minderjarig meisje wilde. Slachtoffer C heeft verklaard dat de verdachte haar heeft gevraagd hoe oud ze was en dat ze heeft gezegd dat ze 17 jaar oud was. Zoals hierboven reeds is vermeld heeft Slachtoffer B verklaard dat de verdachte haar vaak heeft gevraagd minderjarige meisjes te regelen en dat één van deze meisjes haar vriendin [slachtoffer C] was, die toen 16 of 17 jaar oud was. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg bekend dat hij Slachtoffer B (ooit) heeft gevraagd een minderjarig meisje te regelen. Dat de verdachte interesse had in minderjarige meisjes blijkt naar het oordeel van het hof voorts uit de bewezen verklaring in de zaak Slachtoffer A.
Op grond van het vorenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte wist dan wel moest vermoeden dat Slachtoffer C ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen op 11 en 12 februari 2015 minderjarig was.
Het binnendringen in het lichaam van Slachtoffer C door verdachte is ontuchtig. Zij was toen – als gezegd – 17 jaar en de verdachte was 42 jaar. De verdachte heeft Slachtoffer C hiervoor (vooraf) betaald.
Ten aanzien van feit 4, tweede cumulatief/alternatief:
Het hof dient ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging de vraag te beantwoorden of Slachtoffer C tijdens de seks met verdachte nadat zij meerderjarig was geworden tot het verrichten en dulden van die handelingen is gedwongen op de wijze zoals is ten laste gelegd.
Hieromtrent overweegt het hof dat Slachtoffer C bij de rechter-commissaris op 16 januari 2017 heeft verklaard dat de verdachte haar een lijst liet zien en dat hij haar vroeg een handtekening eronder te plaatsen dat zij akkoord was met de voorwaarden, waarop zij moest doen wat hij zei. Zij werd geblinddoekt en de verdachte heeft haar geslagen met verschillende zwepen. Toen Slachtoffer C zei dat de verdachte moest stoppen, stopte hij niet. Soms zei ze dat ze iets niet wilde en dan werd hij boos. Hij ging daar dan niet mee akkoord. Toen zij een black-out kreeg zei ze tegen de verdachte dat ze de blinddoek af wilde.
Hij deed dat en pakte de lijst en hield die voor Slachtoffer C en schreeuwde waarom zij haar handtekening had gezet.
Ze had volgens haar wel een stopwoord, maar ze zei de hele tijd stop toen hij haar sloeg want het deed pijn en dan werd hij boos. Hij ging gewoon door.
De verdachte zette derhalve zijn handelingen voort, terwijl Slachtoffer C aan hem aangaf dat niet te willen, onder meer nadat hij haar confronteerde met de door hem opgestelde lijst die zij had ondertekend en waaraan zij zich dus had te houden. De verdachte heeft aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn dwingende houding en de contracten veroorzaakten dat die handelingen tegen haar wil plaatsvonden. Daarmee kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte Slachtoffer C tot het plegen of dulden van handelingen heeft gedwongen.
Niet ter discussie staat dat de verdachte Slachtoffer C zweepslagen heeft gegeven op haar lichaam. Slachtoffer C heeft verklaard dat zij hierdoor rode strepen heeft opgelopen en dat het brandde.
Dergelijke handelingen leveren naar hun aard en ook gezien de verklaarde pijnlijke gevolgen daarvan, in beginsel mishandeling op, tenzij dit is gebeurd onder zodanige bijzondere omstandigheden dat van wederrechtelijkheid geen sprake meer is.
Uit hetgeen hiervoor onder feit 4 is overwogen maakt het hof op dat er inderdaad sprake was van een vooraf afgesproken sm-spel, maar dat de verdachte de hierover gemaakte afspraken heeft geschonden door het blijven slaan, terwijl Slachtoffer C had aangegeven dat hij moest stoppen.
Dat de verdachte bij het slaan met een zweep de afgesproken grenzen heeft overschreden vindt steun in de verklaringen van zowel Slachtoffer C als Slachtoffer B, dat Slachtoffer C bij het ondergaan van deze handelingen buiten bewustzijn is geraakt.
Nu uit het dossier niet geheel duidelijk naar voren komt wanneer de vervolgafspraken tussen Slachtoffer C en de verdachte hebben plaatsgevonden, behalve dan dat dit was na de achttiende verjaardag van Slachtoffer C, zal het hof die verjaardag als begindatum van de pleegperiode hanteren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Door beloften van geld een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
door beloften van geld een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Het onder 7 en 8 bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van:
verduistering, meermalen gepleegd
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte
is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim negen jaren schuldig gemaakt aan verduistering van aanzienlijke geldbedragen van de Christelijke Gereformeerde Kerk [plaats], waar hij in zijn hoedanigheid van penningmeester over kon beschikken.
De verdachte heeft dit op geraffineerde en stelselmatige wijze gedaan door telkens stukken valselijk op te maken en op die wijze de verduistering te verhullen.
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte ruim één miljoen aan het vermogen van de kerk heeft onttrokken, waarvan hij een deel later heeft teruggestort, maar ruim 400.000,- euro heeft behouden.
Door aldus te handelen heeft de verdachte gedurende een zeer lange periode ernstig misbruik gemaakt van zijn functie als penningmeester en het door de kerk in hem gestelde vertrouwen. Hij heeft zich geld, dat voor een groot deel bestond uit donaties van particulieren aan de kerk, toegeëigend voor eigen gewin.
Daarnaast heeft de verdachte zich met gebruikmaking van het geld, dat hij bij de kerk had verduisterd, schuldig gemaakt aan verleiding van twee minderjarige meisjes, het onder dwang plegen van ontuchtige handelingen en seksueel misbruik, waarvan éénmaal met een derde meisje dat wilsonbekwaam was.
Ook heeft hij zich tweemaal schuldig gemaakt aan mishandeling. Met de slachtoffers had hij een sm-relatie, maar hij heeft de grenzen van wat binnen de
sm toelaatbaar is aan geweldpleging, in ernstige mate overschreden. Hij heeft hiermee, ter bevrediging van zijn seksuele behoeftes, op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn jonge en kwetsbare slachtoffers, zoals ook blijkt uit hun verklaringen over het leed dat door het handelen van de verdachte aan hen is toegebracht.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 3 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof heeft acht geslagen op de rapporten van psycholoog dr. R.A.R. Bullens van 31 maart 2017 en 11 december 2017 en van psychiater de heer C.J.F. Kemperman van 3 april 2017 en 7 december 2017.
Voor de inhoud van die rapporten verwijst het hof naar hetgeen daarover staat weergeven in het vonnis waarvan beroep, op pag. 35 en 36 bovenaan.
Voorts heeft psychiater Kemperman op verzoek van het hof een aanvullend rapport opgemaakt, gedateerd 8 mei 2019.
Uit dit rapport komt – zakelijk weergegeven - onder meer naar voren:
Er is bij de verdachte sprake van een impulscontrole-stoornis, ongespecificeerd, in remissie, en een seksueel sadisme/masochisme stoornis, in remissie, bij een man met een persoonlijkheidsstoornis met cluster B en C trekken, in remissie. Het beeld is verbleekt en ook de pregnante kenmerken van de persoonlijkheidsstoornis zijn afgezwakt.
De verdachte handelde bij de verduistering berekend, vanuit financiële motieven en gericht op de eigen behoeftebevrediging.
Ten aanzien van de zedendelicten is bij een bewezen verklaring het advies het ten laste gelegde de verdachte verminderd toe te rekenen, omdat hij voor een deel werd geleid door emoties, driften, fantasieën, stuwingen en dwangmatigheden en dat bracht een inperking van de wilsvrijheid met zich mee.
De verdachte werd niet eerder veroordeeld voor zedenzaken. Wel vonden de ten laste gelegde gedragingen bij een bewezen verklaring over een langere tijd plaats met ook een seksuele deviantie bij een hoge seksuele behoefte. Gelet op het gunstige verloop van de behandeling bestempelt de psychiater het recidiverisico als laag.
Positief is dat de verdachte tot inkeer is gekomen en vrijwillig en pro-actief behandeling heeft gezocht en daaraan meewerkt. Beschermende functies zijn een normale intelligentie, een steunend gezinssysteem en verdachtes geloof, maar anderzijds verhindert dit het ten laste gelegde niet.
Geadviseerd wordt voortzetting van de behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, zolang de behandelaar dit nodig acht met hierbij een verplicht reclasseringstoezicht.
Voorts heeft psycholoog Bullens op verzoek van het hof een aanvullend rapport opgemaakt, gedateerd 20 mei 2019. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in
:
De verdachte is naar aanleiding van de behandeling die hij volgt anders tegen zijn jeugd gaan aankijken. Hij geeft aan het gevoel te hebben dat hij alleen waardering van zijn ouders kon krijgen door zich voor een belangrijk deel naar hen te voegen c.q. niet met hen in discussie te gaan en door hoge cijfers te halen.
Verdachte geeft aan dat deze zoektocht naar waardering later in een zoektocht naar bewondering is doorgeslagen en dat dit ook heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de hem ten laste gelegde feiten.
Ook het niet durven aangaan van confrontaties en het ‘in het geheim’ vervullen van behoeften die hij in zijn dagelijks leven niet aan durfde te kaarten, hebben aan de hem ten laste gelegde feiten bijgedragen.
Onderzoeker ziet dat de verdachte duidelijk baat heeft bij zijn behandeling bij de Waag. Naast het verkrijgen van zelfinzicht werkt verdachte hard aan het communiceren van zijn behoeften en om hier op prosociale wijze uiting aan te geven. Dit doet hij o.a. door partnerrelatietherapie en een open communicatie met zijn vrouw.
Omdat de verdachte sinds enkele jaren afstand van zijn dubbelleven heeft genomen en hij daardoor niet meer egocentrisch en impulsief handelt, lijkt van de meest disfunctionele aspecten van de eerder gestelde persoonlijkheidsproblematiek geen sprake meer.
Onderzoeker stelt dan ook dat de eerder gestelde persoonlijkheidsproblematiek waarvan ten tijde van het plegen van de strafbare feiten nog wel sprake was, nu voor een belangrijk deel verbleekt. De eerder gestelde persoonlijkheidsstoornis wordt derhalve ‘in remissie’ vastgesteld.
Ditzelfde geldt voor de eerder gestelde seksueel sadisme-stoornis. Verdachte heeft zich – na in 2016 bij Trubendorffer voor zijn seksverslaving in behandeling te zijn gegaan – niet meer met BDSM beziggehouden. In lijn met de classificatie van de Waag wordt de sadismestoornis in onderhavige onderzoek dan ook ‘in remissie’ gesteld.
Wel is nog sprake van een vermijdende copingstijl en is er sprake van schulden naar aanleiding van de verduistering en te betalen schadevergoeding.
Onderzoeker stelt – ook in onderhavig onderzoek – dat de verduistering van het geld onderdeel uitmaakte van een patroon aan samenhangend probleemgedrag (geld verduisteren, hotels boeken, vreemdgaan, escorts betellen, BDSM: het leiden van een dubbelleven etc.) dat de feiten – in het kader van toerekenbaarheid – niet los van elkaar kunnen worden gezien. Zodoende adviseert onderzoeker zowel de hem ten laste gelegde zedenfeiten alsook de verduistering en valsheid in geschrifte hem in een verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive op korte termijn alsook op de lange termijn wordt – bij voortzetting van de behandeling bij de Waag – als laag ingeschat.
De eerder geadviseerde ambulante behandeling bij een forensische polikliniek is gestart.
Uit de informatie van De Waag komt naar voren dat de verdachte zich voor de behandeling inzet en dat men de prognose positief inschat. Verdachte lijkt baat te hebben bij deze behandeling.
Bovendien heeft het hof acht geslagen op de (voortgangs)verslagen van de reclassering Nederland d.d. 15 augustus 2019 en 25 maart 2019.
Het hof zal de verdachte overeenkomstig het advies van dr. Bullens ten aanzien van zowel de zedenfeiten als ook voor de verduistering en valsheid in geschrifte verminderd toerekeningsvatbaar achten. Aan het in dit verband gedane voorwaardelijk verzoek van de verdediging is daarmee de grond komen te ontvallen.
Ter zitting is gebleken, dat de verdachte met de kerk een mediationtraject heeft gevolgd, dat positief is geëindigd.
Echter, ondanks de positieve rapportages als hiervoor vermeld, acht het hof de bewezenverklaarde feiten zo ernstig, dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een voorwaardelijk deel. Het hof acht – gelet op de ernst van de feiten – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats.
Het hof neemt daarbij in overweging, dat de verdachte - die de terechtzitting in hoger beroep begon met een statement, dat hij overal spijt van had – maar vervolgens ten aanzien van de seksuele delicten nog steeds de relevante delen met kracht heeft ontkend en niet heeft getoond, dat hij het verwerpelijke van zijn gedrag heeft ingezien. Het hof ziet hierin, hoewel de gedragsdeskundigen positief over de verdachte hebben gerapporteerd, niet dat er geen vrees voor herhaling meer is. Met name ook de actieve zoektocht van de verdachte naar minderjarige meisjes om tegen betaling seks mee te hebben, waarin hij is geslaagd, rekent het hof de verdachte zwaar aan.
De consequente ontkenning van de verdachte van zijn strafbare handelen ten aanzien van de zedenfeiten, maken dat het hof geen meerwaarde ziet in de voortzetting van de behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft desgevraagd ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij ook niet weet waarvoor hij thans wordt behandeld ‘aangezien hij die feiten niet heeft gepleegd’.
Voor het – kort gezegd –leiden van een dubbelleven wordt verdachte niet bestraft en behoeven geen bijzondere voorwaarden te worden opgelegd.
Dat hij baat heeft bij het verkrijgen van zelfinzicht en het verbeteren van communicatie, neemt het hof direct aan, maar ook dit rechtvaardigt hier niet het opleggen van bijzondere voorwaarden in een strafrechtelijk kader.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient derhalve de normbevestiging. Verdachte dient er van doordrongen te zijn dat seks met minderjarige meisjes tegen betaling absoluut niet door de beugel kan en dat bij seks en/of BDSM met volwassenen ook – of beter: juist – hij verantwoordelijk is voor het bewaken van grenzen, zeker bij een zwakbegaafde partner.
Het door de rechter-commissaris in eerste aanleg geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is door de rechtbank niet opgeheven.
Gelet op al het vorenstaande zijn de ernstige bezwaren en gronden die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggen naar het oordeel van het hof nog aanwezig, en valt een afweging van enerzijds het persoonlijk belang van de verdachte bij het (vooralsnog voortgezet) behoud van zijn vrijheid tegen anderzijds het strafvorderlijk belang, thans uit in het nadeel van de verdachte. Het hof ziet dan ook grond de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte nu op te heffen, zodat hij direct (het restant van) de thans aan hem opgelegde gevangenisstraf kan uitzitten.
Vordering tot schadevergoeding Slachtoffer B
In het onderhavige strafproces heeft Slachtoffer B zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal € 15.884,95, bestaande uit € 15.000,- immateriële schade en € 884,95 materiële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat tot het gevorderde bedrag van € 884,95 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak onder 2 en 3 bewezenverklaarde en komt het hof niet bovenmatig voor. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde.
De begroting van de omvang van de immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten.
Bij deze schatting heeft het hof in het bijzonder gelet op de omstandigheden dat de benadeelde partij slachtoffer is geworden van ernstige feiten, waaronder twee zedenfeiten en een geweldsdelict, zij nog immer kampt met psychische problemen, last heeft van herbelevingen en nog steeds bang is voor de verdachte, als ook op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van Slachtoffer B
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 10.884,95 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 3 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Slachtoffer B.
Vordering tot schadevergoeding Slachtoffer C
In het onderhavige strafproces heeft Slachtoffer C zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 en 5 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 15.005,50.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot het gevorderde bedrag van € 5,50 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij ter zake van materiële schade zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde.
De begroting van de omvang van de immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten.
Bij deze schatting heeft het hof in het bijzonder gelet op de omstandigheden dat de benadeelde partij slachtoffer is geworden van twee zedenfeiten en een geweldsdelict en dat aannemelijk is dat zij als gevolg daarvan aanzienlijke nadelige gevolgen heeft ondervonden, zoals ook uit haar verklaringen valt op te maken. Anderzijds zijn er, in vergelijking met de benadeelde partij Slachtoffer B, veel minder contacten van benadeelde partij Slachtoffer C met de verdachte geweest.
Ook heeft het hof gelet op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van Slachtoffer C
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 5.005,50 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 en 5 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van Slachtoffer C.
Vordering tot schadevergoeding Slachtoffer D
In het onderhavige strafproces heeft Slachtoffer D zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal € 13.967,18.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, nu hij ter terechtzitting in hoger beroep zijn grieven ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde niet langer heeft gehandhaafd.
Nu de officier van Justitie ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in het hoger beroep is verklaard, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Vordering tot schadevergoeding Christelijk gereformeerde kerk
In het onderhavige strafproces heeft de Christelijk gereformeerde kerk zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 7 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 526.847,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, al dan niet onder vermindering van het door de verzekering uitgekeerde en het door de verdachte reeds terugbetaalde bedrag. De advocaat-generaal heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de beslissing over oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist, te weten ten aanzien van de gevorderde rente ad € 26.353,- en onderzoekskosten van € 64.000,-.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte reeds een bedrag van € 44.748,40 heeft terug betaald en dat een bedrag van € 31.250,- door de verzekering is vergoed. Deze bedragen zal het hof in mindering brengen. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij voldoende aangetoond dat de resterende schade ter hoogte van € 450.003,06 is geleden en dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 7 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering tot schadevergoeding zal voor het overige worden afgewezen.
De verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, gelet op het uitdrukkelijk ingenomen standpunt van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep dat de Christelijk gereformeerde kerk zich ziet als ‘weerbare derde’.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat een filmcamera, een laptop van het merk Acer en twee externe harddisks, zoals weergegeven op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggeven aan de verdachte.
Het hof zal ten aanzien van de inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen, te weten een filmcamera en een laptop van het merk Acer eveneens de teruggave gelasten aan de verdachte.
De in beslag genomen, niet teruggegeven harddiscs zal het hof onttrekken aan het verkeer, aangezien dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36c, 36f, 55, 56 57, 225, 243, 246, 248a, 300 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Verklaart de Officier van Justitie en de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en onder 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 3, 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 5, 7 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 3, 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 5, 7 en 8 eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij Slachtoffer B
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Slachtoffer B ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.884,95 (tienduizend achthonderdvierentachtig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 884,95 (achthonderdvierentachtig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Slachtoffer B, ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.884,95 (tienduizend achthonderdvierentachtig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 884,95 (achthonderdvierentachtig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
89 (negenentachtig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 oktober 2016 en van de immateriële schade op 1 februari 2016.
Vordering van de benadeelde partij Slachtoffer C
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Slachtoffer C ter zake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.005,50 (vijfduizend vijf euro en vijftig cent) bestaande uit€ 5,50 (vijf euro en vijftig cent) materiële schade en€ 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Slachtoffer C, ter zake van het onder 4 en 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.005,50 (vijfduizend vijf euro en vijftig cent) bestaande uit € 5,50 (vijf euro en vijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 september 2017 en van de immateriële schade op 31 december 2015.
Vordering van de benadeelde partij Slachtoffer D
Verklaart de benadeelde partij Slachtoffer D niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Vordering van de benadeelde partij Christelijk gereformeerde kerk
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Christelijk gereformeerde kerk ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 450.003,06 (vierhonderdvijftigduizend drie euro en zes cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 december 2016.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een filmcamera en een laptop van het merk Acer.
Gelast de onttrekking aan het verkeer van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: twee externe harddisks.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry, mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. O.E.M. Leinarts, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 oktober 2019.