ECLI:NL:GHDHA:2019:2643

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
200.264.594/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen schone lei na ontdekking hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin aan hem de schone lei is onthouden in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name door het exploiteren van een hennepkwekerij met 156 hennepplanten. Dit werd door het hof als een ernstige tekortkoming beschouwd, die niet in aanmerking kon worden genomen voor het verlenen van een schone lei. Het hof oordeelde dat van personen die onder de schuldsanering vallen, verwacht mag worden dat zij zich maximaal inspannen om aan hun verplichtingen te voldoen. Het hof bevestigde dat [appellant] niet alleen tekortgeschoten was in zijn informatie- en sollicitatieverplichtingen, maar ook dat hij illegaal stroom had afgetapt voor de hennepkwekerij, wat leidde tot een nieuwe schuld aan de energieleverancier. Ondanks de omstandigheden die in het voordeel van [appellant] pleiten, zoals zijn harde werken en de problemen die hij ondervond na het verbreken van zijn relatie, oordeelde het hof dat deze niet voldoende waren om de ernstige verwijten te weerleggen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees ook het subsidiaire verzoek van [appellant] om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen af, omdat hij geen onderbouwd voorstel had gedaan om de ontstane boedelachterstand in te lopen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.264.594/01
Insolventienummer rechtbank : C/10/16/734 R

arrest van 1 oktober 2019

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. P. Hoogenraad te Maassluis.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 augustus 2016 is ten aanzien van [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van deze rechtbank van 15 augustus 2019 is aan [appellant] de schone lei onthouden. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 20 augustus 2019 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met producties). Bij brief van 17 september 2019 is nog een productie aan het hof toegezonden. Bij brief van 4 september 2019 heeft H.A. Thomason, de bewindvoerder, de openbare verslagen en haar reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Verschenen is: [appellant], bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van [beschermingsbewindvoerder] (beschermingsbewindvoerder), alsmede J. Lagendaal namens de bewindvoerder.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft aan [appellant] de schone lei onthouden omdat hij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, waaronder de informatie- en sollicitatieverplichting (artikel 354 lid 1 en 2 jo 358 lid 2 Fw).
2. De grieven en argumenten van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
De rechtbank heeft [appellant] ten onrechte de schone lei onthouden omdat hij toerekenbaar zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank is voorbij gegaan aan het feit dat [appellant] en zijn partner tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling uit elkaar zijn gegaan. Dit heeft de nodige problemen mee gebracht. Op de voormalige partner van [appellant] was ook de schuldsaneringsregeling van toepassing. Deze schuldsaneringsregeling is beëindigd met de toekenning van de schone lei. Dit terwijl de ex-partner, in tegenstelling tot [appellant], nimmer heeft gewerkt. [appellant] heeft gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling via een uitzendbureau gewerkt. Soms maakte hij weken van 80 uur, soms zat hij zonder werk. Ter zitting van het hof heeft [appellant] verklaard dat hij niet goed met computers kan omgaan en dat hij gedurende de periodes dat hij zonder werk zat, mondeling heeft gesolliciteerd.
[appellant] erkent betrokken te zijn geweest bij een hennepkwekerij. Naar zeggen van [appellant] is hij gedwongen hieraan mee te werken. Na ontdekking van de hennepkwekerij is de woning van [appellant] op last van de burgemeester gesloten. De verhuurder van de woning, Stichting Woonplus Schiedam, heeft bij e-mailbericht van 12 september 2019 laten weten dat zij geen vordering op [appellant] open heeft staan.
3. De bewindvoerder heeft het volgende verklaard.
Het faciliteren en mogelijk zelfs exploiteren van een hennepkwekerij met 156 hennepplanten kan niet worden aangemerkt als saneringsgezind en te goeder trouw handelen en is op zich al een reden voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei.
Daarnaast heeft [appellant] niet voldaan aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsverplichting. [appellant] is gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling 22 maanden tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting om (aanvullend) te solliciteren naar betaald werk, althans zijn bewindvoerder daarover naar behoren te informeren.
4. Het hof stelt voorop dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichtingen. Daartoe overweegt het hof het volgende. Zoals in het bestreden vonnis is overwogen en door [appellant] in hoger beroep erkend, heeft [appellant] in zijn voormalige huurwoning een hennepkwekerij geëxploiteerd. Met de rechtbank is het hof van mening dat dit geenszins blijk geeft van een saneringsgezinde houding. De stelling van [appellant] dat hij werd gedwongen mee te werken aan het opzetten van de hennepkwekerij heeft hij niet met schriftelijke stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. [appellant] valt een ernstig verwijt te maken ten aanzien van de exploitatie van de hennepkwekerij. Dat de verhuurder van de woning heeft aangegeven geen vordering op [appellant] te hebben, doet daar niet aan af. Bovendien is uit de aan het hof overgelegde stukken gebleken dat [appellant] ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom heeft afgetapt en dat ter zake een nieuwe bovenmatige schuld van € 1.310,63 aan energie-leverancier Stedin is ontstaan.
Daarnaast is gebleken dat [appellant] niet heeft voldaan aan de sollicitatieverplichting, doordat hij tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling gedurende een periode van 22 maanden heeft nagelaten aanvullend te solliciteren naar betaald werk, althans de bewindvoerder daarvan bewijsstukken over te leggen.
5. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de schuldsaneringsverplichtingen en dat alle omstandigheden in aanmerking nemende geen sprake is van een tekortkoming die vanwege de bijzondere aard of geringe betekenis ervan buiten beschouwing kan worden gelaten. Daarom is een schone lei verlening niet op zijn plaats. Dat er ook aspecten zijn die in het voordeel van [appellant] pleiten (o.a. het harde werken en de afdrachten) en dat [appellant] het moeilijk heeft gehad en heeft (o.a. in het kader van het verbreken van zijn relatie) is meegewogen, maar heeft niet geleid tot een andere uitkomst. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de ex-partner wel een schone lei heeft verkregen. De verwijten aan het adres van [appellant], in het bijzonder met betrekking tot de hennepkwekerij in de woonruimte, zijn daarvoor te ernstig. Ook het subsidiaire verzoek van [appellant] om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen, wordt om die reden afgewezen. [appellant] heeft bovendien geen onderbouwd voorstel gedaan om de ontstane boedelachterstand van € 373,87 en de nieuwe schuld aan Stedin in te lopen.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd.

De beslissing

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 augustus 2019.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van Cleef-Metsaars, J.M. van der Klooster en K. van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.