In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin aan hem de schone lei is onthouden in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name door het exploiteren van een hennepkwekerij met 156 hennepplanten. Dit werd door het hof als een ernstige tekortkoming beschouwd, die niet in aanmerking kon worden genomen voor het verlenen van een schone lei. Het hof oordeelde dat van personen die onder de schuldsanering vallen, verwacht mag worden dat zij zich maximaal inspannen om aan hun verplichtingen te voldoen. Het hof bevestigde dat [appellant] niet alleen tekortgeschoten was in zijn informatie- en sollicitatieverplichtingen, maar ook dat hij illegaal stroom had afgetapt voor de hennepkwekerij, wat leidde tot een nieuwe schuld aan de energieleverancier. Ondanks de omstandigheden die in het voordeel van [appellant] pleiten, zoals zijn harde werken en de problemen die hij ondervond na het verbreken van zijn relatie, oordeelde het hof dat deze niet voldoende waren om de ernstige verwijten te weerleggen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees ook het subsidiaire verzoek van [appellant] om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen af, omdat hij geen onderbouwd voorstel had gedaan om de ontstane boedelachterstand in te lopen.