ECLI:NL:GHDHA:2019:2614
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake partneralimentatie en echtscheiding met betrekking tot kinderalimentatie en verdeling van gemeenschap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de echtscheiding en de daarbij behorende nevenvoorzieningen, waaronder kinderalimentatie en de verdeling van de gemeenschap. De man, met een gymnasiale schoolopleiding en een bachelor fiscaal recht, is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind bij de vrouw bepaald, evenals een kinderalimentatie van € 25,- per maand. De man verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie op nihil te stellen, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof oordeelt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot echtscheiding en dat de kinderalimentatie hoge prioriteit heeft. Het hof stelt vast dat de behoefte van het kind € 458,- bedraagt, maar dat de vrouw beperkte draagkracht heeft. De man wordt in staat geacht om binnen een half jaar een inkomen te verwerven waarmee hij € 150,- per maand aan kinderalimentatie kan voldoen. Het hof geeft de man de gelegenheid om dit inkomen te verwerven en bepaalt dat hij vanaf 1 februari 2020 aan deze verplichting moet voldoen.
Wat betreft de verdeling van de gemeenschap oordeelt het hof dat de vrouw aan haar informatieplicht heeft voldaan en dat er geen sprake is van verspilling van gemeenschapsgelden. De man is alleen draagplichtig voor de schuld aan zijn moeder, en de vrouw is voor de helft draagplichtig voor de schuld aan de Visa Card. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de bestreden beschikking wordt gedeeltelijk vernietigd.