ECLI:NL:GHDHA:2019:2584

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
22-004459-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met meerdere verdachten in 's-Gravenhage

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van een poging tot woninginbraak die plaatsvond op 15 augustus 2018 in 's-Gravenhage. De verdachte had samen met anderen geprobeerd om in te breken in een woning, waarbij hij en zijn medeverdachten door een verbalisant werden waargenomen. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder verklaringen van de aangever en de verbalisant, en heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de poging tot inbraak. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat het eerdere vonnis niet in stand kon blijven. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmotivering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004459-18
Parketnummer: 09-842325-18
Datum uitspraak: 2 oktober 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 november 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 18 september 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
- ( met een schroevendraaier) meerdere deuren en/of ramen, althans een deur en/of raam van de woning, gelegen aan de [adres], heeft/hebben (geprobeerd) te forceren en/of
- een papiertje aan de bovenzijde van de deursponning van de (voor)deur geklemd (om te achterhalen of een deur recentelijk is geopend), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks15 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om
geld en/of(een) goed(eren) van
zijn/hun gading,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde, te weten aan [aangever],
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
- ( met een schroevendraaier)
meerdere deuren en/of ramen, althanseen deur
en/of raamvan de woning, gelegen aan de [adres], heeft
/hebben (geprobeerd
)te forceren
en/of
- een papiertje aan de bovenzijde van de deursponning van de (voor)deur geklemd (om te achterhalen of een deur recentelijk is geopend)terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep is – op gronden zoals nader vermeld in de pleitnota van de raadsman – bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat, kort gezegd,
niet kan worden vastgesteld dat een poging woninginbraak heeft plaatsgevonden of dat sprake was van een begin van uitvoering, en dat
niet kan worden vastgesteld dat de verdachte één van de drie personen is die door verbalisant [verbalisant] bij de woning aan de [adres] zijn waargenomen.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Het hof acht bewezen dat een poging tot woninginbraak heeft plaatsgevonden, gelet op de verklaring van aangever [aangever] van 16 augustus 2018 (genummerd PL1500-2018220865-31), waaruit volgt dat de aangever zeker weet dat de aangetroffen moeten in de witte tuindeur (en het witte briefje tussen de voordeur) op 9 augustus 2018 – de dag waarop de aangever met vakantie ging – er nog niet zaten. De aangever heeft op 16 augustus 2018 telefonisch verklaard dat hij zeker weet dat er geen moeten in de witte tuindeur zaten. De moeten in deze tuindeur zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm braaksporen. Deze sporen worden dan ook gekwalificeerd als braaksporen en kunnen naar het oordeel van het hof niet anders uitgelegd worden dan als een begin van uitvoering van een (poging tot) inbraak. Voor zover de verdediging zich beroept op de bevindingen van medewerker Oudshoorn overweegt het hof dat deze zich niet over
dezesporen heeft uitgelaten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2018 (genummerd PL1500-2018220865-13) van verbalisant [verbalisant] en de processen-verbaal aanhouding van de (mede)verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt het volgende:
Op 15 augustus 2018, omstreeks 02:40 uur, fietste verbalisant [verbalisant] op de Pauwenlaan te ’s-Gravenhage. Hij kwam uit de richting van de Houtrustweg en fietste in de richting van de Fuutlaan. Tijdens zijn surveillance was hij geen personen of rijdende voertuigen tegengekomen. Tevens was het erg stil en hoorde hij verder geen geluiden. Op het moment dat hij de kruising van de Pauwenlaan met de Kwikstaartlaan passeerde, hoorde hij een hard geluid. Het geluid klonk als het openbreken van een deur of het barsten van hout. Hij draaide direct om en fietste naar de woning gelegen op de kruising van de Pauwenlaan met de Kwikstaartlaan, alwaar het geluid vandaan kwam. Hij zag dat de voordeur gelegen was op de [adres]. Hij zag dat de zijkant en achterkant van deze hoekwoning voorzien was van een tuin met hoge bosschages. Hij zag, eenmaal op de kruising aangekomen, aan de zijkant van de woning, achter de bosschages (het hof begrijpt (zie hierna): in de tuin van de woning), een drietal personen staan. Op het moment dat hij de personen zag, riep hij de personen aan met de woorden: “Staan blijven, politie.” Hij zag dat alle personen direct de tuin uitliepen in de richting van de Kwikstaartlaan. De drie personen liepen weg over de Pauwenlaan en een van de drie personen riep “Snel politie ..Politie” of iets dergelijks. Verbalisant [verbalisant] heeft zijn bevindingen meteen portofonisch doorgegeven.
De (mede)verdachten [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] zijn zeer kort hierna aangehouden door twee andere –door [verbalisant] gewaarschuwde- verbalisanten in de directe omgeving van de Pauwenlaan, te weten in de Kwikstaartlaan en de (eveneens nabijgelegen) Kwartellaan).
De uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen blijkende aanwezigheid/locatie van de telefoon van de verdachte in de omgeving van de Pauwenlaan, het berichtenverkeer tussen de verdachte en één van de medeverdachten rond het tijdstip van de poging inbraak en het waarnemen van drie personen in de tuin door verbalisant [verbalisant], linken de verdachte naar het oordeel van het hof nadrukkelijk aan de plaats delict en het tijdstip waarop het delict plaatsvond.
De verklaring die de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn telefoon in de omgeving van de plaats delict, te weten dat hij misschien midden in de nacht naar een café op de Beeklaan zou kunnen zijn gegaan, acht het hof ongeloofwaardig. De gegeven uitleg over het berichtenverkeer met een van de medeverdachten, te weten dat dit gewoon te verklaren is omdat de verdachte en de medeverdachten bekenden van elkaar zijn, acht het hof ook ongeloofwaardig. Het zijn van bekenden verklaart niet dat en waarom er juist in die nacht, voorafgaande aan de inbraak, berichtenverkeer is geweest, dit in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte ook weer om 03.37 uur die nacht telefonisch contact heeft gezocht met een van de medeverdachten (die inmiddels waren aangehouden). Het dossier bevat voorts ook geen enkele aanwijzing voor de betrokkenheid van een andere derde persoon.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte één van de drie personen is die door verbalisant [verbalisant] zijn waargenomen in de tuin van de woning aan de [adres] waar is gepoogd in te breken. Het hof is voorts van oordeel dat hiermee is gegeven dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de twee medeverdachten om te pogen een inbraak te plegen.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. De verdachte heeft er daarmee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Nu woninginbraken zich afspelen in de huiselijke sfeer, brengen deze in de regel ook bij burgers gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij over werk en inkomsten beschikt en dat zijn relevante eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 september 2019 geruime tijd geleden zijn. Tegen deze achtergrond zou het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van het hof een te zware bestraffing zijn.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. I.P.A. van Engelen en mr. S. van Dissel, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 oktober 2019.
Mr. S. van Dissel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.