Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de advocaat van de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de tolk [tolk] ;
- de bijzondere curator;
- namens de raad [vertegenwoordiger van de raad] .
- de onmiddellijke terugkeer van [de minderjarige] te bevelen, uiterlijk op 15 juni 2019, althans de terugkeer van [de minderjarige] voor een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de moeder [de minderjarige] dient terug te brengen naar (het woonadres van de vader in) Albanië, dan wel – indien de moeder nalaat [de minderjarige] terug te brengen – te bepalen dat de moeder [de minderjarige] op 15 juni 2019 met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven, teneinde terugkeer naar Albanië mogelijk te maken;
- de voorlopige voogdij over [de minderjarige] te bepalen, met bepaling dat deze voorlopige voogdij eindigt op het moment van afgifte van [de minderjarige] aan de vader dan wel op het moment van de teruggeleiding van [de minderjarige] naar Albanië;
- met veroordeling van de moeder in de kosten die de vader heeft moeten maken in verband met de ontvoering en teruggeleiding, en voor zover mogelijk met de uitvoerbaarverklaring bij voorraad,
- Partijen zijn gehuwd geweest van 1994 tot 1999;
- Na de echtscheiding hebben partijen hun affectieve relatie voortgezet;
- Uit de relatie van partijen is [in] 2008 te [geboorteplaats] , Albanië, geboren de minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] );
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit;
- De vader, de moeder en [de minderjarige] hebben de Albanese nationaliteit;
- Op 1 juli 2018 heeft de moeder met [de minderjarige] Albanië verlaten en is zij via België naar Nederland gekomen, alwaar zij zich met [de minderjarige] op 10 juli 2018 heeft laten inschrijven in de Basisregistratie Personen.
- de onmiddellijke terugkeer te bevelen van [de minderjarige] naar het woonadres van de vader, althans naar Albanië en daarbij te bepalen dat de onmiddellijke teruggeleiding uiterlijk op 15 september 2019, dan wel op een datum en wijze als het hof in goede justitie juist zal achten, dient te geschieden waarbij de moeder [de minderjarige] dient terug te brengen naar (het woonadres van de vader in) Albanië, althans indien de moeder nalaat om [de minderjarige] binnen de door het hof te stellen termijn terug te laten keren naar Albanië, te bevelen dat de moeder [de minderjarige] op voornoemde datum dient te overhandigen aan de vader, waarbij het hof dient te bepalen dat de moeder tevens de geldige reisdocumenten of het geldig reisdocument van [de minderjarige] aan de vader dient te verstrekken teneinde terugkeer naar Albanië mogelijk te maken;
- te bepalen dat de voorlopige voogdij wordt uitgesproken over [de minderjarige] waarbij het hof de instantie aanwijst die belast wordt met deze voorlopige voogdij, onder de bepaling dat deze voorlopige voogdij eindigt op het moment van afgifte van [de minderjarige] aan de vader dan wel de teruggeleiding van [de minderjarige] naar Albanië;
- te bepalen dat de moeder veroordeeld wordt in de reële proceskosten opkomende zijdens de vader, daaronder in ieder geval begrepen het door de vader te betalen griffierecht, alsmede in de kosten verband houdende met het verzoek tot teruggeleiding van [de minderjarige] door de vader naar Albanië, zowel in eerste aanleg alsook in hoger beroep.