In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, hebben de appellanten, Belcentrale B.V., To The Max Callcenter B.V. en BradleyandJones B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Belcentrale c.s.), hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag. Dit vonnis, gewezen op 12 september 2018, wees de vorderingen van Belcentrale c.s. af, waarin zij KPN B.V. (hierna: KPN) verzocht om negatieve uitlatingen over hun bedrijfsvoering te staken. De zaak draait om de vraag of KPN zich op een onrechtmatige wijze heeft uitgelaten over Belcentrale c.s. en of er voldoende grond is voor het opleggen van ordemaatregelen in kort geding.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Belcentrale c.s. biedt telecomdiensten aan op de zakelijke markt en heeft een raamovereenkomst met KPN voor de levering van Wholesale Line Rental (WLR). KPN is verplicht om concurrenten op haar netwerk toe te laten. Belcentrale c.s. heeft in eerste aanleg gevorderd dat KPN zich zou onthouden van negatieve uitlatingen over hen, maar de voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen. In hoger beroep heeft Belcentrale c.s. vier grieven aangevoerd, die alle betrekking hebben op de stelling dat KPN medewerkers zich negatief uitlaten over hen.
Het hof heeft de grieven van Belcentrale c.s. beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat KPN zich op structurele wijze negatief uitlaat over Belcentrale c.s. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat de vorderingen van Belcentrale c.s. niet voldoende waren onderbouwd. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en Belcentrale c.s. veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.