ECLI:NL:GHDHA:2019:2452

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
200.254.906/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgang afgewezen na jarenlange strijd tussen ouders met ernstige bezwaren van de minderjarige tegen contact met de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B. Peters, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 november 2018, waarin zijn verzoek om een zorg- en contactregeling werd afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.O. Perquin, heeft het beroep bestreden. De ouders zijn sinds 2010 gescheiden en hebben een langdurige en uitzichtloze strijd over de omgang met hun dochter, die in 2005 is geboren. De minderjarige heeft herhaaldelijk aangegeven ernstige bezwaren te hebben tegen contact met haar vader, wat het hof zwaar heeft laten wegen in zijn beslissing.

Het hof heeft vastgesteld dat er in de afgelopen vijf jaar nauwelijks contact is geweest tussen de vader en de minderjarige. De ouders zijn verwikkeld in een langdurige juridische strijd, waarbij zij elkaar over en weer beschuldigen van het ontbreken van contact. Het hof heeft geconcludeerd dat alle mogelijke manieren zijn geprobeerd om het contact te bewerkstelligen, maar dat dit niet heeft geleid tot verbetering. De minderjarige is al jarenlang afhankelijk van haar moeder en het hof acht het in haar belang dat zij niet verder wordt belast met het conflict tussen haar ouders.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, zowel wat betreft de afwijzing van het verzoek om een zorg- en contactregeling als de proceskostenveroordeling. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de minderjarige en de noodzaak om haar ontwikkeling niet verder te belasten met de conflicten tussen haar ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.254.906/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 15-220
zaaknummer rechtbank : C/09/480898
beschikking van de meervoudige kamer van 28 augustus 2019
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.B. Peters te Zoetermeer,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. G.O. Perquin te Zoetermeer.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming Haaglanden,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de tussenbeschikkingen van de rechtbank Den Haag van:
- 22 oktober 2015;
- 15 januari 2016;
- 5 december 2016;
- 2 mei 2017;
- 23 november 2017;
- 28 mei 2018,
en de eindbeschikking van 21 november 2018, uitgesproken onder voormeld rekest- en zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 20 februari 2019 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 21 november 2018 (hierna: de bestreden beschikking).
2.2
De moeder heeft op 13 april 2019 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 5 maart 2019 een journaalbericht van 28 februari 2019 met bijlagen;
- op 7 juni 2019 een journaalbericht van 6 juni 2019 met bijlagen;
- op 13 juni 2019 een journaalbericht van 12 juni 2019 met bijlage;
van de zijde van de moeder:
- op 5 juni 2019 een journaalbericht van 4 juni 2019 met bijlage.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met de na te noemen minderjarige gesproken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 26 juni 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De advocaten hebben pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit het ( [in] 2010 door echtscheiding ontbonden) huwelijk tussen de moeder en de vader is - voor zover hier van belang - geboren: [de minderjarige] (hierna te noemen: de minderjarige), [in] 2005 te [den haag] .
3.3
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige.
3.4
Bij beschikking van 2 mei 2017 is de minderjarige met ingang van diezelfde datum onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming west Haaglanden tot 2 november 2017. De ondertoezichtstelling is tweemaal verlengd, laatstelijk tot 2 november 2018.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen afgewezen, en is de moeder veroordeeld om de kosten van de vader van twee zittingen, zijnde € 1.086,- aan salaris van de advocaat, aan de vader te betalen.
4.2
De vader kan zich niet vinden in de bestreden beschikking en verzoekt het hof om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, deze te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog tussen de vader en de minderjarige een zorg- en contactregeling vast te stellen als in het beroepschrift geformuleerd, met oplegging van een dwangsom van € 500,- per keer of dag dat de moeder nalaat aan de vast te stellen regeling mee te werken, dan wel een zodanige zorg- en contactregeling vast te stellen met een zodanige dwangsom, althans zodanige beslissingen te nemen die het hof in goede justitie juist acht, met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure waaronder te verstaan de verschuldigde griffierechten en het salaris advocaat in redelijkheid vast te stellen op een bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met 21 % btw, althans een zodanige veroordeling in de kosten als het hof in goede justitie juist acht.
4.3
De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de verzoeken van de vader, zo nodig met verbetering van gronden, af te wijzen en de bestreden beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling van de moeder te vernietigen.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten van partijen
5.1
De vader stelt dat de rechtbank de verzochte zorg- en contactregeling in strijd met internationale verdragen, de rechtsontwikkeling betreffende het recht van omgang tussen ouders en kinderen na scheiding, de leer van de Hoge Raad en met name in strijd met het belang van de minderjarige heeft afgewezen. De vader had gedurende het huwelijk een goede band met de minderjarige en haar oudere zus. Hier is abrupt een eind aan gekomen na de scheiding in 2010. De moeder heeft de schuld van de scheiding bij de vader gelegd en de kinderen daarmee belast. De vader heeft kosten noch moeite bespaard om zijn kinderen te zien, maar door het verzet van de moeder is nooit een contactregeling tot stand gekomen. Het traject Ouderschap Blijft is niet van de grond gekomen en zelfs een ondertoezichtstelling van de minderjarige heeft in dit opzicht niet geholpen. De rechtbank had een dwangsom op kunnen leggen, de hoofdverblijfplaats kunnen wijzigen en ambtshalve een ondertoezichtstelling kunnen uitspreken ondanks dat er geen verlenging was gevraagd. De bestreden beschikking kan dan ook, volgens de vader, niet in stand blijven en het hof dient alsnog een contactregeling vast te stellen onder oplegging van een dwangsom van € 500,- per keer of dag dat de moeder nalaat mee te werken aan de vast te leggen contactregeling. Hoewel de vader beseft dat er een opbouw van de contacten plaats zal moeten hebben, vindt hij het gewenst een contactregeling te hebben van een keer per twee weken een weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19:00 uur, voor zover zijn beroep als piloot met onregelmatige diensten dat toelaat en met de mogelijkheid om gemiste weekenden in te halen, de helft van de vakanties en de feestdagen, althans een zodanige regeling als het hof juist acht.
5.2
De moeder bestrijdt de stellingen van de vader gemotiveerd. Volgens haar legt de vader alle schuld voor het ontbreken van contact met de minderjarige ten onrechte bij haar en ziet hij zijn eigen aandeel niet. De moeder is niet sterk genoeg om te kunnen praten met de vader. Hij is enkel op zichzelf gericht en accepteert geen andere zienswijze dan zijn eigen. Dit was gedurende het huwelijk ook het geval en de kinderen hebben jarenlang last gehad van het feit dat de eigen beleving van de vader voorop stond en de mening van de kinderen er niet toe deed. De vader wilde in vrijheid leven en kan het alleen zichzelf kwalijk nemen dat hij de verantwoordelijkheid niet nam toen de kinderen nog klein waren. In 2009 had na de AMK-melding juiste hulpverlening voor de vader moeten worden ingezet in plaats van alle aandacht te richten op de moeder en de kinderen. De moeder krijgt therapie en is geadviseerd om niet meer het gesprek met de vader aan te gaan. De minderjarige heeft ook hulpverlening gehad, maar is daarmee gestopt omdat zij niet meer wilde praten. Van Jeugdbescherming heeft de minderjarige tijdens de ondertoezichtstelling geen steun ervaren. De vader zou, in plaats van rechtszaken tegen de moeder aan te spannen, zijn verantwoordelijkheid jegens zijn kinderen moeten nemen. Hij blijft steken in verwijten richting de moeder. De moeder is van mening dat de rechtbank haar ten onrechte in de proceskosten van de vader heeft veroordeeld.
Oordeel Hof
5.3
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden tot haar oordeel is gekomen. Het hof neemt die gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep is niet van feiten of omstandigheden gebleken die tot een ander oordeel leiden. Uit het aan het hof voorliggende omvangrijke dossier van deze procedure blijkt dat het inleidend verzoekschrift drie en een half jaar geleden bij de rechtbank is ingediend en heeft geleid tot zeven (tussen)beschikkingen. Het traject Ouderschap Blijft is betracht, maar niet van de grond gekomen, de raad heeft onderzoeken gedaan en twee rapporten uitgebracht, de minderjarige is onder toezicht gesteld, hulpverlening is ingezet, maar het contact tussen de vader en de minderjarige is niet van de grond gekomen. De ouders zijn na hun echtscheiding in 2010 weer samen gaan wonen, maar in oktober 2014 definitief uit elkaar gegaan. Vast staat dat de ouders gedurende hun relatie veel ruzies hadden en de kinderen hiervan getuige zijn geweest. Sinds het uiteengaan zijn de verhoudingen verhard en zijn de ouders verwikkeld geraakt in talloze gerechtelijke procedures. De ouders maken elkaar over en weer ernstige verwijten, vertrouwen elkaar niet en zijn niet in staat om met elkaar te communiceren. Zij zijn verstrikt geraakt in hun onderlinge strijd en niet bij machte om deze in het belang van hun kinderen te staken. Voor een gezonde ontwikkeling van kinderen is het essentieel dat zij toestemming krijgen van hun ouders om van beiden onvoorwaardelijk te houden. Wanneer ouders hiertoe niet in staat zijn, worden kinderen gedwongen om uit zelfbehoud te kiezen tussen een van beiden.
5.4
In de afgelopen vijf jaar is er nauwelijks contact geweest tussen de vader en de minderjarige en haar zus. De vader stelt dat dit allemaal de schuld is van de moeder en de moeder stelt dat dit aan de opstelling van de vader te wijten is. Wat hiervan ook zij, duidelijk is dat de visies van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan en geen verbetering in de verhoudingen teweegbrengen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat sinds het begin van deze procedure alle mogelijke manieren betracht zijn om het contact tussen de vader en de minderjarige te bewerkstelligen, maar dat dit niet heeft mogen baten. Andere interventies zoals door de vader verzocht, acht het hof niet in het belang van de minderjarige. Zij wordt al jarenlang uitsluitend door de moeder verzorgd en is van haar afhankelijk. Door zich stelselmatig negatief uit te laten over de moeder verwijdert de vader de minderjarige nog meer van zich. De jarenlange strijd tussen de ouders en hun onvermogen om hier zelf iets aan te doen, hebben hun sporen achtergelaten bij de minderjarige.
5.5
De minderjarige heeft herhaaldelijk, ook in het kader van de onderhavige procedure, blijk gegeven van ernstige bezwaren tegen contact met de vader. In lijn met artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind is het hof van oordeel dat het belang van de minderjarige de eerste overweging moet vormen in de onderhavige kwestie. De minderjarige is 14 jaar oud en het is hoog tijd dat zij niet langer belast wordt met het conflict tussen haar ouders, maar zich mag en kan wijden aan haar eigen ontwikkeling. Het hof roept de vader dan ook op, in het belang van de minderjarige, verdere pogingen om tot omgang te komen voorlopig te staken. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen voor zover daarbij het verzoek van de vader om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen, is afgewezen.
5.6
Het hof zal de bestreden beschikking ook bekrachtigen voor zover de moeder daarbij is veroordeeld om de kosten van de vader van twee zittingen te betalen, gelet op de niet nagekomen toezeggingen van de moeder ten aanzien van hulptrajecten, waardoor twee zittingen bij de rechtbank nodeloos zijn gehouden, waarvoor de vader kosten heeft gemaakt. De proceskosten in hoger beroep zal het hof compenseren, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure.
5.7
Gelet op het vorenstaande beslist het hof als volgt.

6.De beslissing

Het hof, in het hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 november 2018;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Ibili, P.B. Kamminga en A.R.J. Mulder, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 28 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.