ECLI:NL:GHDHA:2019:2433

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
AV 000848-10
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesvertegenwoordiging

In de zaak met kenmerk 200.238.097/01, waarin verzoekers [appellant 1] en [appellant 2] de Staat der Nederlanden als geïntimeerde hebben, vond op 25 maart 2019 een pleidooi plaats voor het Gerechtshof Den Haag. De meervoudige kamer bestond uit mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville (voorzitter), mr. E.M. Dousma-Valk en mr. H.C. Grootveld. Op 21 mei 2019 was een arrest in de hoofdzaak gepland. Echter, op 20 mei 2019 dienden verzoekers een schriftelijk verzoek tot wraking in van de rechters die hen in de hoofdzaak hadden behandeld. Dit verzoek was niet ondertekend door een advocaat, wat in deze procedure verplicht is.

De wrakingskamer van het hof heeft de stukken beoordeeld en besloten om zonder zitting uitspraak te doen over de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek. Het hof oordeelde dat verzoekers niet-ontvankelijk waren, omdat het verzoek niet door een advocaat was ondertekend. Verzoekers hadden de mogelijkheid gekregen om het verzuim te herstellen, maar hebben nagelaten een correct verzoek in te dienen.

Uiteindelijk concludeerde het hof dat er geen aanleiding was om verzoekers in de gelegenheid te stellen het verzuim te herstellen, en verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking. Deze beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, aangezien de ontvankelijkheid direct duidelijk was. De uitspraak werd gedaan op 4 september 2019 door de rechters W.J. van Boven, F.R. Salomons en K. Schaffels, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer: AV 000848-19
Zaaknummer hoofdzaak: 200.238.097/01
Zaak, rolnummer rechtbank: C/09/15/514963/HA ZA16
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 4 september 2019
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, in de hoofdzaak met genoemd rolnummer/rekestnummer van:

1. [appellant 1],

2. [appellant 2],

beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers.

Het geding

1. In de hoofdzaak met kenmerk 200.238.097/01 (met verzoekers als appellanten en de Staat der Nederlanden als geïntimeerde) heeft op 25 maart 2019 een pleidooi ten overstaan van het hof plaatsgevonden. Op het pleidooi hadden zitting mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, en mr. E.M. Dousma-Valk en mr. H.C. Grootveld, leden. Op 21 mei 2019 zou arrest in de hoofdzaak worden gewezen.
2. Bij brief van 20 mei 2019 hebben verzoekers bij het hof wraking van mrs. Tan-de Sonnaville, Dousma-Valk en Grootveld verzocht. Bij brief van 22 juli 2019 hebben verzoekers aanvullende producties aan het hof toegezonden.
3. De wrakingskamer van het hof (hierna: het hof) heeft de stukken van het hoger beroep beoordeeld en besloten uitspraak te doen zonder behandeling van het verzoek op zitting.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

4. Het hof overweegt als volgt. In de onderhavige hoofdzaak geldt verplichte procesvertegenwoordiging. In procedures waarin procesvertegenwoordiging verplicht is, is ondertekening van een schriftelijk verzoek door een advocaat vereist (zie § 4.2 en voetnoot 7 Wrakingsprotocol). Dit brengt met zich dat verzoekers alleen met bijstand van een advocaat een schriftelijk wrakingsverzoek kunnen indienen. Het verzoek is niet ondertekend door een advocaat, zodat ook om die reden verzoeker niet-ontvankelijk is.
5. Bij griffiersbrief van 22 mei 2019 is geconstateerd dat het verzoek niet door tussenkomst van een advocaat was ingediend. Daarbij is verzoekers tot 5 juni 2019 de mogelijkheid geboden het verzuim te herstellen. Nadat verzoekers bij brief van 5 juni 2019 hebben verzocht om uitstel, is de termijn verlengd tot 12 juli 2019. Verzoekers hebben echter nagelaten een door een advocaat ondertekend verzoek aan het hof over te leggen.
6. Het hof ziet gelet op al het voorgaande geen aanleiding om verzoekers in de gelegenheid te stellen het verzuim te herstellen en hen alsnog in de gelegenheid te stellen een advocaat te vinden die het verzoek zal ondertekenen.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekers niet-ontvankelijk moet worden verklaard in hun verzoek tot wraking. Nu dit aanstonds duidelijk is, is afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.

Beslissing

Het hof:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van 20 mei 2019.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. van Boven, F.R. Salomons en K. Schaffels en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.