In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Kroatië, was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, namelijk het rijden onder invloed van cannabis op 26 april 2018 te Bennekom. De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Den Haag op basis van een tijdelijke aanwijzing voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De verdediging voerde aan dat er sprake was van een overschrijding van de termijn van 90 minuten tussen de vordering tot het doen van een speekseltest en de bloedafname, zoals voorgeschreven in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Het hof oordeelde echter dat deze termijn niet bedoeld is om de betrouwbaarheid van het bloedonderzoek te waarborgen, maar hoofdzakelijk ingegeven is door doelmatigheidsoverwegingen. De overschrijding van de termijn werd wel als een vormverzuim aangemerkt, maar het hof besloot hieraan geen consequenties te verbinden, aangezien het nadeel voor de verdachte beperkt was.
Het hof achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en oordeelde dat hij strafbaar was. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis. Het hof weegt hierbij de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waarbij het hof opmerkte dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een strafbaar feit, maar geen aanleiding zag voor een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.