Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Compagnie De Manutention Ro-Ro (CDMR) B.V.,thans geheten C.R.O. Ports Nederland B.V.,
1.[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
2.De volgende feiten staan tussen partijen vast.(2.1). Zowel [geïntimeerde] als C.RO exploiteert een stuwadoorsbedrijf in het havengebied Vlissingen-Oost. Het bedrijf van [geïntimeerde] is, voor zover hier van belang, gelegen aan de Quarleshaven. De kade langs die haven is de Sloekade (hierna ook: de kade). Die kade en het daaraan grenzende kadeplatform behoren niet tot het terrein dat [geïntimeerde] in erfpacht heeft. Aangrenzend aan het terrein van [geïntimeerde] (liggend aan het water) is het terrein van C.RO gelegen. Dat terrein grenst niet aan de Sloekade.(2.2) [geïntimeerde] is deels eigenaar, deels erfpachter van de grond waarop zij haar bedrijf uitoefent. C.RO is erfpachter van de grond waarop zij haar bedrijf uitoefent.(2.3) Het havengebied Vlissingen-Oost kan vanaf de openbare weg, de Sloeweg, worden bereikt, namelijk over de Engelandweg. Deze Engelandweg loopt vanaf de Sloeweg tot aan de Sloekade.(2.4) Halverwege de Engelandweg bevindt zich een afslag naar de Ritthemsestraat, via welke weg het terrein van C.RO kan worden bereikt.Voorbij deze afslag heeft [geïntimeerde] de Engelandweg afgesloten door middel van een ijzeren hek en betonblokken.(2.5) C.RO heeft op de Ritthemsestraat, op het punt waar deze aan de oostzijde het terrein van C.RO binnen gaat, een bewaakte toegangspoort geplaatst. Aan de westzijde van haar terrein heeft C.RO de Ritthemsestraat afgesloten door middel van een ijzeren hek en betonblokken.(2.6) Voorafgaande aan de hierboven genoemde feiten, die de actuele stand van zaken weergeven, hebben zich de volgende feiten voorgedaan.(2.7) Het havengebied Vlissingen-Oost is aangelegd in de jaren ’70 van de twintigste eeuw. Het beheer ervan is thans in handen van N.V. Zeeland Seaports (hierna: Zeeland Seaports of ZS). In het vervolg van dit arrest zal het hof de havenautoriteit aanduiden als Zeeland Seaports of ZS, ook als het haar rechtsvoorgangster betreft.(2.8) Bij notariële akte van 9 maart 1982en de daarop volgende inschrijving van die akte in de openbare registers (hierna ook: de akte 1982) heeft (de voorgangster van) Zeeland Seaports de in 2.2 bedoelde grond (althans het grootste deel daarvan) in erfpacht aan (de rechtsvoorgangster van) [geïntimeerde] gegeven, zulks onder de in die akte beschreven voorwaarden en bepalingen. Voor zover in deze procedure in hoger beroep van belang, gaat het om de volgende voorwaarden en bepalingen:“Artikel 10
14 september 1995aan diverse geadresseerden heeft de directeur van ZS bekend gemaakt dat het dagelijks bestuur heeft besloten de “toegangspoort Engelandweg” te sluiten. De brief luidt voor zover relevant als volgt:
“Rekening houdend met de gewijzigde omstandigheden hebben wij besloten om met ingang van 18 september 1995 de toegangspoort Engelandweg te sluiten en alle bevoegde bezoekers van de Sloekade via de toegangspoort van de N.V. Haven van Vlissingen(hof: de rechtsvoorgangster van [geïntimeerde])
toegang te verlenen.In geval een andere stuwadoor dan de twee eerder genoemden van het platform Sloekade gebruik wil maken kan de toegangspoort Engelandweg desgewenst weer in gebruik worden genomen onder nader te bepalen voorwaarden.”
27 mei 1999ten behoeve van een vergadering van het bestuur van ZS heeft haar algemeen directeur, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…) Gedurende het afgelopen decennium gingen steeds minder bedrijven, anders dan de N.V. Haven van Vlissingen(hof: de rechtvoorgangster van [geïntimeerde])
, van de openbare kade gebruikmaken. Vaste bezoekers, zoals loodsen, scheepshandelaren e.d. bereikten de openbare kade via de ingang van N.V. Haven van Vlissingen. Thans heeft ons het verzoek bereikt van de N.V. Haven van Vlissingen om het deel van de Engelandweg, gelegen achter meergenoemd hek te verwerven. (…) De reden hiervan is gelegen in het feit dat een aantal tabaksloodsen (…) worden geschikt gemaakt voor de opslag van o.a. papier en pulp. Het moge duidelijk zijn dat er in dat geval een voortdurend gebruik zal worden gemaakt van de Engelandweg als verbinding tussen twee bedrijfsterreinen. En omdat met name papier zeer gevoelig is tijdens het vervoer met b.v. een hefwerktuig dient de verbinding naadloos aan te sluiten aan beide terreinen. E.e.a. betekent dat een nieuw plaveisel moet worden aangebracht.(…)Voorts zal de N.V. Haven van Vlissingen op hun terrein een corridor markeren, waarover bezoekers van de kade veilig de kade kunnen bereiken.Ik moge u voorstellen in te stemmen met het vorenstaande (…)”
28 december 1999en daarop volgende inschrijving van die akte in de openbare registers (hierna ook: de akte 1999) heeft Zeeland Seaports aan (de rechtsvoorganger van) [geïntimeerde] geleverd de eigendom van een gedeelte van de Engelandweg, te weten, kort weergegeven, het deel voorbij de afslag naar de Ritthemsestraat tot aan de Sloekade (het deel van de Engelandweg dat over het door [geïntimeerde] gepachte bedrijfsterrein loopt). De akte luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“Zoals in de loop van dit jaar is afgesproken, zijn de kades grenzend aan ons terrein opgenomen in onze milieuvergunning en hebben wij het alleenrecht om hier schepen te behandelen.(…)Dit geldt voor de Handelskade aan de Quarleshaven (…). Dit schrijven behoort als bijlage bij onze milieuvergunningsaanvraag. Indien er van uw kant nog opmerkingen of vragen zijn verzoeken wij u binnen 10 dagen te reageren, daar wij daarna onze aanvraag moeten indienen.”(2.14) Nadien heeft [geïntimeerde] de Engelandweg afgesloten (zie ook r.o. 2.4).
“(…) Op de kade rust een voorkeursrecht van NV Haven van Vlissingen/[geïntimeerde] Terminals. Dat voorkeursrecht is vastgelegd in de notariële akte van 9 maart 1982 (…)In artikel 17 en 18 is het voorkeursrecht vastgelegd en dat komt er eigenlijk op neer dat NV Haven(hof: de voorganger van [geïntimeerde])
een recht van voorkeur heeft op de voor het in erfpacht gegeven terrein gelegen kade te gebruiken voor – kort gezegd – de eigen laad- en losactiviteiten. Weliswaar dient zij dat formeel te doen met “inachtneming van de belangen van andere gebruikers”, maar zij heeft het voorkeursrecht. Dat laatste komt ook duidelijk tot uitdrukking in het tweede lid van artikel 17, dat luidt dat “het havenschap zal bevorderen dat de kadeligplaats en het kadeplatform zal zijn ontruimdindien erfpachtster daarvan gebruik wenst te maken, mits hiervan tijdig kennis is gegeven”.Uit artikel 18 volgt dat het Havenschap weliswaar bevoegd is ligplaats aan te wijzen, maar dat zij dit alleen kan in overleg met de erfpachter en dan ook alleen wanneer de betreffende kadeligplaats niet door de NV Haven wordt bezet.(…)
I. een verklaring voor recht dat hij geen gevolg hoeft te geven aan de sommatie van C.RO om de toegang tot de kade via de Engelandweg (over zijn terrein) te herstellen;
II. veroordeling van C.RO om alle verkeer (van en naar het terrein van [geïntimeerde]) over de Ritthemsestraat te dulden en daartoe haar versperringen weg te halen, op straffe van een dwangsom;
III. [geïntimeerde] te veroordelen om het door hem geplaatste hekwerk op de Engelandlaan te verwijderen ten behoeve van activiteiten van C.RO en te dulden dat C.RO het kadeplatform kan gebruiken, op straffe van een dwangsom;
IV. subsidiair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] moet dulden dat C.RO een toegangsweg/brug aanlegt via haar eigen terrein naar de Sloekade en dat [geïntimeerde] moet dulden dat C.RO de Sloekade benut voor haar activiteiten, op straffe van een dwangsom.
De rechtbank heeft (in reconventie) [geïntimeerde] veroordeeld te dulden dat C.RO een toegangsweg/brug aanlegt vanaf haar terrein naar het openbare kadeplatform, op straffe van een dwangsom (vordering IV). De rechtbank heeft daarbij het door C.RO meer of anders gevorderde afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.
De vorderingen in hoger beroep
a) een verklaring voor recht dat C.RO op grond van artikel 7 van de akte 1999 gerechtigd is over de terreinen van [geïntimeerde] het openbare kadeplatform (aan de Sloekade) te bereiken en dat [geïntimeerde] verwijtbaar handelt indien hij het recht van pad niet verstrekt. Dit recht primair als erfdienstbaarheid en subsidiair als persoonlijk recht (met het karakter van derdenbeding) uit te oefenen door C.RO;
b) veroordeling van [geïntimeerde], binnen 10 dagen na het arrest op grond van artikel 7 van de akte 1999
primairhet hekwerk op de Engelandweg te verwijderen en verwijderd te houden, althans het hekwerk open te stellen en geopend te houden voor (activiteiten van) C.RO en te dulden dat C.RO het openbare kadeplatform kan bereiken, en
subsidiaireen toegang aan te wijzen en blijvend te verstrekken over de terreinen van [geïntimeerde] en te dulden dat C.RO via die toegang het openbare kadeplatform kan bereiken, een en ander (primair en subsidiair) op straffe van een dwangsom.
c) een verklaring voor recht dat C.RO het kadeplatform mag benutten voor zijn activiteiten (ex artikel 10 lid 2 van de akte 1982)
primair:in overeenstemming met de notariële akte van 9 maart 1982 en
subsidiairvanaf het moment dat appellanten volledig hebben voldaan aan de door ZS gestelde voorwaarden, een en ander (primair en subsidiair) op straffe van een dwangsom.
Beoordeling van de grieven en (gewijzigde) vordering van C.RO in het principaal appel
toegangtot de Sloekade via het bedrijfsterrein van [geïntimeerde], alsmede op
het gebruikvan het kadeplatform en de Sloekade door (ook) C.RO. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Gebruiksrechten kade en kadeplatform
van andere gebruikers,
het recht op vrij gebruikvan het kadeplatform. Met het oog op medegebruik door andere belanghebbenden moeten daarbij de aanwijzingen en voorschriften van de havenautoriteit worden opgevolgd. Blijkens artikel 17, lid 1 van de akte 1982 heeft [geïntimeerde]
het recht van voorkeurop de Sloekade voor het aanleggen van vaartuigen, dit met inachtneming van de belangen van andere gebruikers. Lid 2 sluit hierop aan, aangezien de havenautoriteit moet bevorderen dat de kadeligplaats en het kadeplatform zijn ontruimd indien erfpachtster hiervan gebruik wil maken.
C.RO erkent ook dit voorkeursrecht/recht op vrij gebruik van [geïntimeerde] maar betoogt dat de akte 1982 ook ruimte biedt voor andere gebruikers van de kade en het kadeplatform, die beide openbaar zijn.
Voor de uitleg van medegebruik van de kade en het kadeplatform geeft artikel 18 van deze akte duidelijke aanwijzingen.
Wanneer de kadeligplaats niet wordt bezet door schepen die bij erfpachtster [geïntimeerde] in behandeling zijn, kan het Havenschap een ander vaartuig aanwijzen dat van de kade en het kadeplatform gebruik zal mogen maken, dit
na overleg met erfpachtster.
‘na overleg met erfpachtster’, terwijl uiteindelijk ZS beslist. Het komt er dus op neer dat blijkens de akte 1982 derden, waaronder C.RO, op voorhand geen zekerheid hebben over de mogelijkheid van gebruik van de kade en het kadeplatform, terwijl [geïntimeerde] altijd vóórgaat.
Toegang tot kade en kadeplatform
de toegangtot de kade en het kadeplatform. Zoals hiervóór in r.o. 9 is overwogen, staat het C.RO (civielrechtelijk) vrij om een toegang via eigen terrein aan te leggen in de daar bedoelde zin. Daarnaast is toegang mogelijk via het (openbare) water van de haven. C.RO wenst echter voor haar stuwadoorswerkzaamheden een blijvend te verstrekken toegang tot de kade en het kadeplatform,
primairvia de Engelandweg en
subsidiairvia een andere route over het terrein van [geïntimeerde], te verkrijgen.
bestemmingsverkeereen recht van overpad en zal [geïntimeerde] daartoe
om veiligheidsredenen een corridoraanleggen. De begrippen ‘bestemmingsverkeer’ en ‘veiligheidscorridor’ zijn in de akte niet nader uitgelegd, zodat het hof met inachtneming van het normale spraakgebruik en de handelsgebruiken een uitleg zal geven over de reikwijdte van deze begrippen in de akte.
C.RO heeft ook niet gesteld hoe de begrippen ‘veiligheidscorridor’ en ‘bestemmingsverkeer’ in zijn visie geïnterpreteerd moeten worden. Hij heeft volstaan met het noemen van ‘gebruikers’ (memorie van grieven 27 tot en met 29) en met het verwijzen naar de notitie/notulen van 27 mei 1999 (r.o. 2.10 van dit arrest), welke notitie de besluitvorming betreft voorafgaande aan de akte 1999. Indien wordt gekeken naar de betreffende notitie, dan wordt daarin naar het oordeel van het hof kennelijk beoogd om ‘vaste bezoekers, zoals loodsen en scheepshandelaren’ toegang tot de kade te bieden, via een ‘veiligheidscorridor’ over het terrein van [geïntimeerde]. Deze formuleringen wijzen slechts op een incidenteel veilig gebruik van deze toegang via het terrein van [geïntimeerde] door een beperkt aantal personen. Zeker geven deze formuleringen geen aanwijzing voor onbelemmerd gebruik door C.RO als stuwadoor voor zijn goederenverkeer van en naar de kade.
Beoordeling van de grieven van [geïntimeerde] en de gewijzigde vordering in het incidenteel appel
Nu C.RO hier – in hoger beroep bij pleidooi onweersproken – tegenover heeft gesteld dat zij wel degelijk een belang heeft omdat de vordering erop ziet dat [geïntimeerde] deze werkzaamheden niet frustreert en nu [geïntimeerde] deze grief overigens ook verder niet heeft toegelicht wordt deze grief verworpen.
Slotsom
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van
- wijst af het door partijen in hoger beroep meer of anders gevorderde;
B.R. ter Haar, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019 in aanwezigheid van de griffier.