ECLI:NL:GHDHA:2019:2278

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
22-001181-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake oplichting en valsheid in geschrift met aanzienlijke schade voor werkgever

Op 27 augustus 2019 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrift. De zaak betreft een bedrag van meer dan 1 miljoen euro dat de verdachte, werkzaam als administratief medewerker, heeft ontfutseld van haar werkgever. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot 1 december 2017 meermalen geldbedragen heeft weggenomen en valse documenten heeft opgemaakt om haar daden te verbergen. Ondanks de omstandigheid dat de verdachte mogelijk haar baan zal verliezen door de opgelegde straf, heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te bevestigen. Het hof heeft hierbij de ernst van de feiten en het schenden van het vertrouwen van de werkgever zwaar laten meewegen.

De verdachte heeft geen financieel voordeel behaald uit haar handelen, maar heeft het ontfutselde geld direct naar buitenlandse rekeningen overgemaakt. Het hof heeft de strafoplegging van de rechtbank bevestigd, met een aanvulling op de strafmotivering, en heeft de reclassering opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001181-19
Parketnummer: 10-680039-18
Datum uitspraak: 27 augustus 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
13 augustus 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
  • dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen bij forensische polikliniek Fivoor te Rotterdam, of een andere soortgelijke door de reclassering vast te stellen forensische kliniek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de kliniek verantwoord vindt.
Voorts is aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot 01 december 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam) opzettelijk meermalen (telkens) een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 1.128.517,19 euro), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedragen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als (administratief) medewerker van voornoemd bedrijf [slachtoffer], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot 01 december 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam) meermalen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 1.128.517,19 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 december 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam) meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(één of meer medewerk(st)er(s) van) [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 1.128.517,19 euro, in elk geval een groot geldbedrag),
hebbende zij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan [slachtoffer] gerichte facturen in het boekhoudprogramma/betalingssysteem ingevoerd ten behoeve van een zogeheten batch-betaling aan de rechtmatige crediteuren en/of
- ( vervolgens) de gefactureerde bedragen (nogmaals) handmatig ingevoerd in het ([bank 1])betalingssysteem, waarbij zij in plaats van het op de factuur vermelde
rekeningnummer haar (verdachtes) eigen rekeningnummer en/of dat van [persoon] invoerde en aan de tenaamstelling haar eigen (meisjes)naam (,[verdachte]) toevoegde en/of
- ( vervolgens) haar eigen rekeningnummer en/of het rekeningnummer van [persoon] en/of
haar meisjesnaam van (een kopie/ uitdraai) van het bankafschrift verwijderd (met tip-ex) en/of
(deze vervolgens gekopieerd) en/of
- ( vervolgens) de door haar klaargezette betalingen/overboekingen en/of opgemaakte bescheiden
ter verdere verwerking en/of betaling aangeboden aan voornoemde medewerk(st)er(s),
waardoor (voornoemde medewerk(st)er(s) van) [slachtoffer] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot 01 december 2017 te Dordrecht meermalen (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig(e) feit(en) te dienen, te weten bankafschriften van de [bank 1] (betreffende overschrijvingen van geldbedragen van bankrekeningen van het bedrijf [slachtoffer], naar (een) bankrekening(en) van verdachte en/of [persoon]) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door op deze bankafschriften (na voornoemde overschrijvingen/overboekingen) haar, verdachtes, gegevens en/of de gegevens van [persoon] (te weten, naam en bankrekeningnummer) te verwijderen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
zij op of omstreeks 14 november 2017 te Dordrecht en/of Hoogvliet (Rotterdam) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief van(uit) het bedrijf [slachtoffer], gericht aan de [bank 2] valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door - op briefpapier van dit bedrijf zelf voornoemde brief op te maken en/of
- in deze brief, in strijd met de waarheid, te vermelden dat er sprake zou zijn van een geldleningsovereenkomst tussen verdachte en [persoon] enerzijds en [slachtoffer] anderzijds en/of
- ( daarbij) deze brief (ter ondertekening) te voorzien van de naam en handtekening van [persoon 2] (leidinggevende van [slachtoffer]),
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt ten aanzien van de strafmotivering.
Alles wijst er op dat de verdachte zelf geen financieel voordeel heeft behaald door haar handelen. Het lijkt er op dat zij het door haar ontfutselde geld steeds direct naar buitenlandse rekeningen heeft overgemaakt. In zekere zin heeft zij naar het oordeel van het hof in dit alles wel degelijk uit eigen belang gehandeld. Zij kreeg immers door haar handelen gedurende een periode van meer dan twee jaar steeds de zo door haar verlangde (liefdes)aandacht.
Het hof heeft de omstandigheid dat de verdachte thans een vaste baan heeft meegewogen bij de bepaling van de straf. Het is aannemelijk dat oplegging van een vrijheidsbenemende straf tot verlies van die baan zou kunnen leiden. Het uiterst laakbare handelen van de verdachte, waarbij het hof met name de hoogte van het bedrag van de fraude, en het gegeven dat het in haar door haar werkgever gestelde vertrouwen gedurende een lange periode telkens weer is geschonden door de verdachte, betrekt, maakt die strafmodaliteit echter onontkoombaar.
Het hof sluit aan bij de strafoplegging van de rechtbank.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. F.W. van Lottum, in bijzijn van de griffier mr. J. van der Vegte.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 augustus 2019.