ECLI:NL:GHDHA:2019:2259

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
001236-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoeker niet-ontvankelijk na einduitspraak in hoofdzaak

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen een rechter die op 23 mei 2019 een zitting heeft behandeld in een strafzaak. Dit verzoek is ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak, die op 20 juni 2019 door het gerechtshof Den Haag is gedaan. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek op 12 juli 2019 is ingekomen, maar dat er geen eerdere wrakingsverzoeken bekend zijn bij het hof of de rechtbank Rotterdam. De stelling van verzoeker dat hij eerder een schriftelijk verzoek heeft ingediend, is niet aannemelijk gemaakt.

De wrakingskamer heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. Echter, de wet voorziet niet in de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen nadat de einduitspraak in de zaak is gedaan. Aangezien verzoeker zijn verzoek tot wraking heeft ingediend na de uitspraak in de hoofdzaak, kan het doel van het wrakingsverzoek niet meer worden bereikt.

Daarom heeft de wrakingskamer besloten om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wraking. Gezien de duidelijke ontvankelijkheid is er afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek. De beslissing is op 19 augustus 2019 genomen door de meervoudige kamer, en een afschrift van de beslissing zal worden toegezonden aan verzoeker en de betrokken rechters.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 001236-19
AV-nummer hoofdzaak : 001381-18
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:

[Verzoeker],

geboren op [geboortedatum],
adres: [adres],
verzoeker.

Het geding

1. Verzoeker heeft bij brief een wrakingsverzoek ingediend tegen ‘een niet-onpartijdige Rechter’ die op 23 mei 2019 te Den Haag de TUL-zitting heeft behandeld. Dit verzoek is voorzien van rolnummer 22-00376800-16 en gericht aan de rechtbank Rotterdam. De wrakingskamer begrijpt dat dit wrakingsverzoek is ingediend in het kader van de procedure ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht tegen verzoeker onder AV-nummer 001381-18 en rolnummer 22-003768-16 (hierna: de hoofdzaak). Het gerechtshof Den Haag heeft in die procedure op 23 mei 2019 een vordering van het Openbaar Ministerie op grond van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht behandeld. In de hoofdzaak is op 20 juni 2019 arrest gewezen door mrs. N. Schaar, F.P. Geelhoed en H.C. Grootveld.
2. Het wrakingsverzoek is op 12 juli 2019 ingekomen bij de Centrale Balie van het Paleis van Justitie te Den Haag. In de hoofdzaak is noch bij dit gerechtshof noch bij de rechtbank Rotterdam, aan wie het wrakingsverzoek is gericht, een wrakingsverzoek van eerdere datum bekend. De stelling van verzoeker dat hij reeds op 23 mei 2019 een (eerder) schriftelijk wrakingsverzoek heeft verzonden via POST-NL, kennelijk ook gericht aan de rechtbank Rotterdam, is niet aannemelijk geworden.
3. Om de hierna volgende redenen heeft de wrakingskamer afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

4. Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De strekking van deze bepaling is dat de rechtzoekende zich er aldus van kan verzekeren dat in zijn zaak wordt beslist door een onpartijdige rechter en dat een rechter die van vooringenomenheid heeft blijk gegeven, of de schijn van partijdigheid heeft gewekt, wordt vervangen. De wet voorziet echter niet in een mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Een wrakingsverzoek dat is ingediend nadat in de betreffende zaak, hier: de hoofdzaak, uitspraak is gedaan wordt daarom niet inhoudelijk behandeld. Het doel van een wrakingsverzoek, uitschakeling van de betrokken rechter(s), kan niet meer worden bereikt als de uitspraak al is gewezen.
5. Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking ingediend nadat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak (zie onder 1 en 2). Verzoeker zal derhalve in zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Nu op grond van het vorenstaande aanstonds duidelijk is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, wordt afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.

Beslissing

Het hof:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoeker;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de raadsheren mrs. N. Schaar, F.P. Geelhoed en H.C. Grootveld.
Deze beslissing is gegeven op 19 augustus 2019 door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, C.M. Warnaar en O.E.M. Leinarts in aanwezigheid van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.