ECLI:NL:GHDHA:2019:2245
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van partneralimentatie en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek om beëindiging van de partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2017, waarin de partneralimentatie was vastgesteld op € 3.500,- bruto per maand. De man stelde dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de beschikking, waardoor hij pas in oktober 2018 in hoger beroep kon komen. Het hof oordeelde dat de man ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat de beschikking niet op de juiste wijze aan hem was betekend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2019 heeft de man ook een zelfstandig verzoek gedaan om de alimentatieverplichting te beëindigen, maar het hof oordeelde dat dit verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kon worden gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar behoefte aan partneralimentatie onvoldoende had onderbouwd, waardoor het hof de bestreden beschikking heeft vernietigd en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een uitkering tot levensonderhoud heeft afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.