3.2.De Rechtbank heeft in de zaak SGR 17/3049 overwogen:
4. In geschil is of [belanghebbende] recht heeft op teruggaaf van accijns ter zake van het in de AGP brengen van de retourdamp. Daarbij is tevens en meer specifiek in geschil of retourdamp een accijnsgoed is waarvoor een accijnstarief geldt.
5. [ Belanghebbende] stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op teruggaaf ter zake van de retourdamp en heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
- De accijnswetgeving is erop gericht dubbele heffing van accijns te voorkomen, terwijl bij uitslag van de teruggewonnen benzine accijns wordt geheven ter zake van benzine die al eerder in de heffing van accijns is betrokken.
- Op grond van artikel 71, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de accijns (WA) bestaat recht op teruggaaf, omdat sprake is van inslag in de AGP van retourdamp en die retourdamp qua samenstelling gelijk is te stellen met ongelode lichte olie als bedoeld in post 2710 11 45 in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur - Gecombineerde Nomenclatuur (GN) - en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals die luidt met ingang van 1 januari 2002.
- Als retourdamp geen ongelode lichte olie is, dan is een deel van de eerder uitgeslagen benzine door verdamping verloren gegaan en bestaat recht op teruggaaf ingevolge artikel 71, eerste lid, onderdeel a, van de WA.
- Accijns is een verbruiksbelasting. Omdat de retourdamp niet wordt verbruikt, behoort daarop geen accijns te drukken.
6. [ De Inspecteur] stelt zich op het standpunt dat [belanghebbende] geen recht heeft op teruggaaf en heeft daarvoor het volgende aangevoerd.
- Retourdamp is niet vloeibaar en heeft niet dezelfde samenstelling als benzine. Retourdamp valt daarom onder post 2711 29 00 van de GN. Het accijnstarief voor dergelijke producten is nihil, zodat teruggaaf op grond van artikel 71, eerste lid, onderdeel d, van de WA niet mogelijk is. Indien retourdamp wel onder post 2710 valt, dan zou het product moeten worden ingedeeld in post 2710 11 90 waarvoor evenmin een accijnstarief is vastgesteld.
- Teruggaaf op grond van artikel 71, eerste lid, onder a, van de WA kan niet worden gerealiseerd via de aangifte. Afgezien daarvan gaat bij verdamping van benzine geen product verloren, behoorde de benzine tijdens het verdampen niet tot de bedrijfsvoorraad van [belanghebbende] en is geen sprake van overmacht als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit accijns (het Uitvoeringsbesluit).
- De Accijnsrichtlijn 2008/118/EG (de Accijnsrichtlijn) kent geen teruggaafregeling voor accijnsgoederen die na uitslag uit een AGP worden vernietigd of verloren gaan in de lidstaat van uitslag.
- De Accijnsrichtlijn ziet op het vermijden van heffing door meerdere lidstaten van de EU ter zake van hetzelfde accijnsgoed en niet op dubbele heffing binnen een lidstaat.
7. [ Belanghebbende] concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot het verlenen van een teruggaaf.
8. [ De Inspecteur] concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
9. In punt 9 van de preambule van de Accijnsrichtlijn staat dat aangezien de accijns een belasting op het verbruik van bepaalde goederen is, geen accijns mag worden geheven op goederen die in bepaalde omstandigheden zijn vernietigd of onherstelbaar verloren zijn gegaan. In punt 12 van de preambule staat dat naast de gevallen van teruggaaf waarin de Accijnsrichtlijn voorziet, de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben tot teruggaaf van accijns die is betaald ter zake van tot verbruik uitgeslagen goederen, als dat strookt met het doel van de Accijnsrichtlijn.
10. Artikel 33, zesde lid, van de Accijnsrichtlijn voorziet in teruggaaf van accijns in de lidstaat waar de uitslag tot verbruik heeft plaatsgevonden, wanneer de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vaststellen dat de accijns in die andere lidstaat verschuldigd is geworden en geïnd.
11. Artikel 36, vijfde lid van de Accijnsrichtlijn voorziet in de teruggaaf van accijns van goederen die in de ene lidstaat zijn uitgeslagen, maar die door een in een andere lidstaat gevestigde persoon die geen entrepothouder is, worden gekocht en door of voor rekening van de verkoper worden vervoerd naar een andere lidstaat en in de lidstaat van bestemming aan accijns worden onderworpen.
12. Artikel 37 van de Accijnsrichtlijn ziet op verlies of vernietiging van accijnsgoederen tijdens het vervoer in een andere lidstaat dan die waar de goederen tot verbruik zijn uitgeslagen in situaties als bedoeld in de artikelen 33 en 36 van de Accijnsrichtlijn.
13. Artikel 38 van de Accijnsrichtlijn voorziet in teruggaaf of kwijtschelding van accijns door een lidstaat als ten gevolge van een onregelmatigheid in een andere lidstaat ook accijns is geheven.
14. [ Belanghebbende] heeft aangevoerd dat sprake is van dubbele heffing van accijns die in strijd is met de bepalingen in de Accijnsrichtlijn die ertoe strekken dubbele heffing te voorkomen. Zoals [de Inspecteur] echter terecht heeft aangevoerd, zien die bepalingen tot het vermijden van dubbele heffing op situaties waarin door méér dan een lidstaat van de EU ter zake van dezelfde goederen accijns wordt geheven. Daarvan is in voorliggend geval geen sprake. Zo al gesteld kan worden dat sprake is van dubbele accijnsheffing door Nederland, bieden de preambule van de Accijnsrichtlijn en de Accijnsrichtlijn zelf dus geen grond voor de door [belanghebbende] gehuldigde opvatting dat voor uit retourdamp teruggewonnen benzine accijns die is geheven bij eerdere uitslag tot verbruik moet worden teruggegeven. Punt 12 van de preambule biedt de lidstaten de mogelijkheid tot meer of andere teruggaafregelingen dan in de Accijnsregeling zijn opgenomen, maar de lidstaten zijn daartoe niet verplicht. Dat, naar [belanghebbende] heeft aangevoerd, andere lidstaten wel een teruggaafregeling kennen betreffende retourdamp, maakt niet dat ook Nederland een dergelijke regeling zou moeten invoeren of de Teruggaafregeling had moeten handhaven.
15. Na het in 14 gegeven oordeel dat de Accijnsrichtlijn niet noopt tot teruggaaf ter zake van retourdamp, moet worden onderzocht of het door [belanghebbende] bepleite recht op teruggaaf direct voortvloeit uit de WA en daarmee samenhangende regelgeving. [Belanghebbende] heeft daarvoor aangevoerd dat de retourdamp de dampvorm is van ongelode lichte olie, zodat wanneer die binnenkomt in de AGP sprake is van het in een AGP brengen van een accijnsgoed in de zin van artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de WA. Het daarmee gemoeide bedrag had dan, ingevolge van artikel 31, tweede van het Uitvoeringsbesluit, op de aangifte in mindering gebracht mogen worden.
16. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de WA wordt accijns geheven van minerale oliën. Op grond van artikel 25 van de WA worden onder minerale oliën verstaan de producten met de in dat artikel genoemde GN-codes. Artikel 26 van de WA bepaalt dat voor de toepassing van de accijnstarieven minerale oliën worden onderscheiden in lichte olie, halfzware olie, gasolie, zware stookolie, vloeibaar gemaakt petroleumgas en methaan. Op grond van het zevende lid van dit artikel wordt onder methaan verstaan de producten van GN-code 2711 29 00. Op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de WA geldt voor ongelode lichte olie een tarief van € 769,90 per 1.000 liter en op grond van onderdeel e van dit artikellid geldt voor methaan een tarief van nihil.
17. [ Belanghebbende] stelt dat de retourdamp een goed is met GN-code 2710 11 45, oftewel een motorbenzine, bestemd voor ander gebruik dan als vliegtuigbenzine, met een loodgehalte van niet meer dan 0,013 g/l en met een octaangetal (RON) van 95 of meer doch minder dan 98. De in het AGP gebrachte retourdamp is daarom gelijk te stellen met eerder uitgeslagen benzine en dus bestaat recht op teruggaaf op grond van artikel 71, eerste lid, letter d, van de WA. [De Inspecteur] stelt primair dat de retourdamp moet worden ingedeeld onder GN-code 2711 29 00, oftewel onder de niet vloeibaar gemaakte gasvormige koolwaterstoffen. Subsidiair stelt [de Inspecteur] dat sprake is van een andere lichte olie als bedoeld in GN-post 2710.11.90.
18. Bij de posten met de GN-codes 2710 11 31 tot en met 2710 11 70 gaat het om speciale lichte oliën die worden gebruikt als motorbenzine. Een motorbenzine is alleen als zodanig bruikbaar in vloeibare vorm. Een gas dat chemisch (al dan niet deels) dezelfde samenstelling heeft als een motorbenzine, is niet als motorbenzine bruikbaar en is dan ook geen motorbenzine in de zin van voormelde GN-posten. Omdat retourdamp gasvormig is, kan die dus niet worden ingedeeld onder GN-code 2710 11 45. Zo de retourdamp al is aan te merken als een speciale lichte olie, dan is die alleen in te delen onder GN‑code 2710 11 90, oftewel als een andere speciale lichte olie. Deze GN‑code wordt niet genoemd in artikel 26 van de WA, zodat voor een goed met die GN-code in artikel 27 van de WA ook geen tarief is vastgesteld. Uitslag van een product met GN-code 2710 11 90 zou dus niet tot accijnsheffing leiden en inslag daarvan kan daarom evenmin leiden tot een teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de WA. De enige andere GN-code waaronder de retourdamp eventueel zou kunnen worden ingedeeld is 2711 29 00. Voor producten die onder die GN-code vallen bepaalt artikel 27, eerste lid, letter e, van de WA, in samenhang met artikel 26, zevende lid, van de WA, dat het tarief nihil bedraagt. Ook dan kan de inslag dus niet leiden tot teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de WA. Het gelijk is dus aan [de Inspecteur].
19. [ Belanghebbende] heeft aangevoerd dat als retourdamp geen benzine is, met het verdampen van de benzine een product verloren gaat als bedoeld in artikel 71, eerste lid, onderdeel a, van de WA en om die reden recht op teruggaaf van accijns bestaat. Voor een dergelijke teruggaaf moet, anders dan bij een teruggaaf op grond van letter d van voornoemd artikel, een afzonderlijk verzoek worden gedaan. Een dergelijk verzoek ligt hier niet voor, zodat de rechtbank zich over deze stelling van [belanghebbende] niet kan uitlaten.
20. Het betoog van [belanghebbende] dat accijns een verbruiksbelasting is en daarom op verdampte benzine, die immers niet wordt verbruikt, geen accijns behoort te drukken, faalt. Gelet op de tekst van de preambule van de Verordening is de stelling dat accijns een verbruiksbelasting is op zichzelf juist, maar dat neemt niet weg dat het belastbare feit ter zake waarvan accijns wordt geheven niet het verbruik is, maar de uitslag tot verbruik. Of een goed, na te zijn uitgeslagen, daadwerkelijk wordt verbruikt, is niet van belang, behoudens het geval dat sprake is van het verloren gaan van de uitgeslagen goederen dan wel de vernietiging daarvan onder ambtelijk toezicht. Zoals hiervoor is overwogen, kan de rechtbank zich over die vraag in onderhavige procedure niet uitlaten.
21. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
22. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.