ECLI:NL:GHDHA:2019:2101
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens niet-naleving van bijzondere voorwaarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de veroordeelde, geboren in Turkije in 1984. De veroordeelde was in hoger beroep gegaan tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Den Haag, die op 20 november 2018 een last tot (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging had gegeven van een eerder vonnis van 15 mei 2018. De advocaat-generaal heeft ter zitting op 26 juni 2019 gevorderd dat de niet ter terechtzitting verschenen veroordeelde niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing waarvan beroep is genomen op basis van de niet-naleving van een bijzondere voorwaarde, namelijk de meldplicht aan de reclassering, die bij het vonnis van 15 mei 2018 was opgelegd. Volgens artikel 14j, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht staat er geen rechtsmiddel open tegen een rechterlijke beslissing omtrent een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, die geen deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van andere strafbare feiten. De vernietiging van het vonnis van 15 mei 2018 door het hof op 21 januari 2019 heeft hierop geen invloed, aangezien de last tot tenuitvoerlegging niet vervalt door deze vernietiging.
Daarom heeft het hof besloten de veroordeelde niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het hof, waarbij mr. A.L. Frenkel en mr. J.J.H.M. van Gennip niet in staat waren het arrest te ondertekenen.