ECLI:NL:GHDHA:2019:2100

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
9 augustus 2019
Zaaknummer
22-000018-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs op basis van beelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 december 2018. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde en veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde. Tegen dit vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof diefstal van benzine en kentekenplaten in de periode van 26 juli 2015 tot en met 5 oktober 2015.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 juli 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat de beelden in het dossier van onvoldoende kwaliteit zijn om de verdachte met zekerheid te kunnen identificeren. Het hof heeft deze argumentatie overgenomen en geconcludeerd dat de beelden niet van voldoende kwaliteit zijn om op basis daarvan wettig en overtuigend bewijs te leveren. Het hof heeft vastgesteld dat er geen redelijke twijfel kan bestaan over de identiteit van de verdachte op de beelden, vooral omdat de verdachte heeft aangegeven dat hij gelijkenissen vertoont met zijn broer, wat kan leiden tot persoonsverwisseling.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte integraal vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, en heeft de zaak opnieuw beoordeeld.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000018-19
Parketnummer: 09-076483-16
Datum uitspraak: 25 juli 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1990,
[adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 11 juli 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 juli 2015 tot en met 5 oktober 2015 te
's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
Zaak 7.1: op of omstreeks 26 juli 2015 bij [BP] een hoeveelheid benzine en/of
Zaak 7.2: op of omstreeks 5 oktober 2015 bij [BP] een hoeveelheid benzine,
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Zaak
7.1: [BV] en/of
Zaak 7.2: [BV],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 oktober 2015 te
's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
Zaak 7.1: op of omstreeks 26 juli 2015 één of meer kentekenpla(a)t(en), te weten [kenteken 1] en/of
Zaak 7.2: in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 oktober 2015 één of meer kentekenpla(a)t(en), te weten [kenteken 2],
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan
Zaak 7.1: [medeverdachte 1] en/of
Zaak 7.2: [medeverdachte 2],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juli 2015 tot en met 5 oktober 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een goed, te weten een of meerdere kentekenpla(a)t(en) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenpla(a)t(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat dat het vonnis waarvan zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw – overeenkomstig de door haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota – in de kern aangevoerd dat de bewegende beelden die zich in het dossier bevinden, als ook de screenshots daarvan, van een dusdanig slechte kwaliteit zijn dat niet kan worden vastgesteld dat de verbalisanten de verdachte op die beelden terecht hebben herkend. De raadsvrouw heeft daarom primair vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat de desbetreffende beelden, als ook de in het dossier bevindende screenshots daarvan, niet van een voldoende kwaliteit zijn om op basis daarvan in redelijkheid voor het bewijs doorslaggevende aannames te kunnen doen. Gelet daarop is het hof van oordeel dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die op de beelden valt waar te nemen, te meer nu de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat hij gelijkenissen toont met zijn broer en hij vaker te maken heeft gehad met een persoonsverwisseling van hem en zijn broer.
Het hof is van oordeel, mede op grond van het bovenstaande, dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1,

2 primair en 2 subsidiairten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan integraal vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en
mr. A.S.I. van Delden, in bijzijn van de griffier
mr. L.B. Schut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juli 2019.
Mr. H.M.D. de Jong is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.