In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep in een verzekeringsrechtelijke kwestie betreffende de diefstal van auto-onderdelen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.H. Boomstra, had een geschil met Goudse Schadeverzekering N.V., vertegenwoordigd door mr. W.E. Noordhoorn Boelen. De zaak werd behandeld op 4 juni 2019, waarbij het hof zich baseerde op eerdere uitspraken en getuigenverklaringen. De appellant had eerder bewijs moeten leveren van de diefstal, maar het hof oordeelde dat zijn verklaringen inconsistent waren en niet voldoende bewijs boden om de diefstal aannemelijk te maken. Het hof concludeerde dat de verklaringen van de appellant niet geloofwaardig waren, vooral gezien de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen over de aankoop en het gebruik van de auto. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep, die op een totaal van € 3.222,-- aan advocaatkosten en € 718,-- aan griffierecht werden vastgesteld. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.