ECLI:NL:GHDHA:2019:1977
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schuldsaneringsregeling en sollicitatieverplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellant, die niet voldaan heeft aan de sollicitatieverplichting. De rechtbank had eerder op 20 mei 2019 de schone lei aan de appellant onthouden, omdat hij toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. De appellant had in zijn hoger beroep aangevoerd dat hij door psychische problemen niet in staat was om aan zijn sollicitatieplicht te voldoen en dat hij, indien tijdig gekeurd, arbeidsongeschikt zou zijn bevonden.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 juli 2019, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat en zijn beschermingsbewindvoerder. De bewindvoerder stelde dat de appellant onvoldoende had gesolliciteerd en dat er geen medische stukken waren overgelegd die zijn arbeids(on)geschiktheid konden onderbouwen. Het hof oordeelde dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, ondanks dat hij eerder een kans had gekregen om aan deze verplichtingen te voldoen door de verlenging van de schuldsaneringsregeling.
Het hof concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat hij niet tijdig had gereageerd op zijn verplichtingen. De beslissing van de rechtbank om de schone lei te onthouden werd bekrachtigd, en het hof oordeelde dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een schone lei, gezien zijn tekortkomingen in de sollicitatieverplichting.