Gegeven het feit dat de bestuurder van de Caddy achterop de scooter is gaan zitten en het hof bewezen acht dat [verdachte] de passagier op de Piaggio is, brengt dit mee dat [verdachte] ter plaatse van de liquidatie roept ‘stap in’ of ‘kom nu’ en de bestuurder van de Caddy direct na de liquidatie is. Dit vindt steun in de conclusies op basis van het DNA-onderzoek. Gesteld noch gebleken is dat [verdachte] op enig ander moment dan op 14 juni 2016 de Caddy heeft bestuurd. De bestuurder van de Caddy ([verdachte]) is, zoals hiervoor overwogen, medepleger van de liquidatie. Er doet zich geen zogeheten Meer- en Vaart-situatie voor.
7.
De schutter
[Medeverdachte] heeft verklaard dat hij is te zien op de camerabeelden in de Jan Wolkersstraat als bestuurder van de Piaggio, nadat had hij deze op het Kiljanpad van het slot had gehaald en er (met iemand achterop) op was weggereden. Niet ter discussie staat dat dit onmiddellijk na de liquidatie van [slachtoffer] en vlakbij de plaats delict was. De vraag is of het [medeverdachte] is geweest die [slachtoffer] heeft neergeschoten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de schutter na het neerschieten van [slachtoffer] op de Gieterijstraat aan de bijrijderskant van de Caddy is ingestapt en dat deze Caddy naar het Kiljanpad is gereden, waar eerst een man uit de bijrijderskant van de langzaam rijdende Caddy stapt (of in de woorden van een getuige: valt). Vervolgens wordt de Caddy geparkeerd en stapt de bestuurder uit.
Het hof overweegt dat indien wordt vastgesteld dat de man die aan het Kiljanpad uit de bijrijderskant uit de Caddy stapte (of: viel) ook degene was die de Piaggio van het slot haalde en als bestuurder erop plaats nam, daarmee tevens vaststaat dat [medeverdachte] de schutter was.
Het hof acht de volgende getuigenverklaringen daarvoor van belang:
[Getuige 6] zag dat aan de bijrijderskant van de Caddy een schuifdeur open gaan waar een man uitkwam. De man rende achter de getuige langs naar een scooter en reed daarmee over het fietspad weg. [Getuige 6] zag een tweede persoon, de bestuurder van het busje, achterop de scooter springen.
[Getuige 5] zag, nadat [getuige 6] zei “moet je kijken er valt een kerel uit die auto”, een man komen aanrennen. Die man rende achter de getuige langs naar een scooter. Die man stapte op een scooter en reed met een tweede persoon achterop weg.
[Getuige 7] zag iemand voor zich langs rennen. Die persoon was bezig met het slot van een scooter. Uit zijn ten overstaan van de rechter-commissaris gemaakte situatieschets volgt dat deze persoon vanuit de rijrichting van de Caddy rent naar de plek waar de scooter stond.
Uit deze drie verklaringen kan worden afgeleid dat één en dezelfde man uit de bijrijdersplaats van de Caddy komt, de Piaggio van het slot haalt en als bestuurder er op plaatsneemt. Uit die vaststelling volgt dat [medeverdachte] – die bekend heeft de bestuurder van de Piaggio te zijn geweest – op het Kiljanpad uit de bijrijdersplaats van de Caddy is gekomen nadat hij op de plaats delict daar is ingestapt.
Het hof wijst er bovendien op dat zowel [getuige 5] als [getuige 6], zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, hebben verklaard dat degene die uit de bijrijdersplaats van de Caddy kwam een bril ophad. Het feit dat [medeverdachte] op de camerabeelden in de Jan Wolkersstraat als bestuurder van de Piaggio een bril draagt, ondersteunt het bewijs dat [medeverdachte] de man is die uit de bijrijdersplaats van de Caddy stapt en vervolgens op de scooter stapt.
8.
Verklaring [medeverdachte] ter terechtzitting in hoger beroep als getuige
De [medeverdachte] heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 27 juni 2019 als getuige verklaard dat de bijrijder op de scooter niet [verdachte] is geweest. [Medeverdachte] heeft verklaard dat hij dacht dat hij in zijn verklaring bij de rechtbank duidelijk was geweest en al impliciet had aangegeven dat [verdachte] niet bij was. Hij had toen verklaard dat hij eerder die dag afscheid van [verdachte] had genomen en later met de persoon van de Piaggio had afgesproken.
Als getuige heeft [medeverdachte] zich ertoe beperkt te verklaren dat de persoon achterop de door hem bestuurde scooter niet [verdachte] was. Het hof gaat voorbij aan deze buitengewoon summiere door [medeverdachte] als getuige ter zitting in hoger beroep afgelegde verklaring. Het hof acht deze verklaring niet betrouwbaar wegens strijd met het overige hiervoor besproken bewijs.
9.
Conclusie
Het hof stelt vast dat het [medeverdachte] is geweest die op 14 juni 2016 op de Gieterijstraat/Rooseveltstraat na de liquidatie in de Caddy aan de bijrijderszijde is gestapt en aldaar bij de Telderskade uit de bijrijdersplaats van de Caddy naar de Piaggio is gerend, deze Piaggio van het slot heeft gehaald en over het Kiljanpad en de Jan Wolkersstraat is weggereden, waarna hij deze in de Weddesteeg heeft achtergelaten. Het hof acht bewezen dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft neergeschoten.
10.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
[Medeverdachte] en [verdachte] zijn op 14 juni 2016 samen naar Leiden gereden in de Berlingo met [verdachte] als bestuurder. Daar hebben zij ’s ochtends te voet gezamenlijk de vluchtroute over het Kiljanpad en de Jan Wolkersstraat bekeken. [Verdachte] heeft in de middag van 14 juni 2016 nog rondgelopen in de woonomgeving van [slachtoffer], terwijl [slachtoffer] de gewoonte had ook ’s middags een rondje te lopen in die omgeving. Aan het eind van de middag heeft [verdachte] zijn telefoon uitgezet. [Medeverdachte] en [verdachte] zijn in de Caddy naar de Gieterijstraat gereden. Daar zijn zij uitgestapt. [Medeverdachte] heeft [slachtoffer] neergeschoten. [Verdachte] riep “stap in, kom nu snel” en is achter het stuur gaan zitten. [Medeverdachte] is aan de bijrijderskant ingestapt. Zij zijn in de Caddy weggereden naar het Kiljanpad, waar zij zijn overgestapt op een Piaggio, met [medeverdachte] als bestuurder en [verdachte] als passagier achterop. Deze Piaggio hebben zij achtergelaten in de Weddesteeg. [Medeverdachte] heeft kleding en een telefoon in het water gegooid. [Verdachte] heeft zijn telefoon aangezet. Beiden zijn afzonderlijk van elkaar naar Leiden Centraal zijn gelopen en hebben – afzonderlijk van elkaar - een trein genomen. [Verdachte] heeft later die avond de Berlingo opgehaald en is daarmee naar Zaandam gereden. De telefoon van [verdachte] is na 14 juni 2016 niet meer gebruikt.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
11.
Voorbedachte raad
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht het hof in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
[Verdachte] en [medeverdachte] hebben op 14 juni 2016 langdurig te voet in de nabijheid van de woonomgeving van [slachtoffer] rondgelopen. Het hof ziet dit als een voorverkenning.
Zoals hiervoor reeds overwogen zijn [medeverdachte] en [verdachte] in de gestolen Caddy, die was voorzien van valse kentekenplaten, naar de woonomgeving van [slachtoffer] gereden. In de Caddy bevonden zich drie wapens: twee pistolen en een pistoolmitrailleur en een zeer grote hoeveelheid munitie. [Medeverdachte] en [verdachte] zijn uitgestapt. Zij droegen op straat bivakmutsen. [Medeverdachte] heeft het magazijn van de pistoolmitrailleur op [slachtoffer] leeggeschoten. Vervolgens zijn [medeverdachte] en [verdachte] in de Caddy gestapt, naar de gereedstaande vluchtscooter gereden en daarop over een fietspad weggereden. De vluchtscooter was daar een paar dagen eerder door twee mannen bij de flat neergezet. Ook de Caddy werd in de dagen voorafgaand aan 14 juni 2016 in de omgeving van de plaats delict waargenomen in de omgeving. In de Caddy werden behalve wapens en munitie ook een op dat moment openstaande jerrycan met benzine en aanmaakblokjes aangetroffen.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] samen met [medeverdachte] voorbereidingen heeft getroffen kennelijk om de vlucht te vergemakkelijken en tevens met de bedoeling om sporen uit te kunnen wissen en de kans op ontdekking te verkleinen.
Het hof concludeert uit voorgaande feiten en omstandigheden dan ook dat de verdachte het vooropgezette plan had het slachtoffer van het leven te beroven. Het hof neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht moord bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: